Vertalingen
Hij was ook blijven schrijven, vanzelfsprekend. Nog in 1945 kwam Amorosa uit, de onovertroffen, speelse en (voor die tijd) gedurfde liefdesliedjes, tijdens de bezetting geschreven, die hem nu als een der belangrijke dichters van zijn generatie stempelden, en het jaar daarop de bundel Panopticum, die dat bevestigde. Het bevatte het prachtige, in veel bloemlezingen figurerende ‘De ceder’, evenals ‘Constantia’ uit Het ongerijmde leven. En tevens, voor het eerst, enkele schitterende vertalingen van Christina Rossetti, Emerson, Oscar Wilde en Ernest Dowson. De titel van dat laatste gedicht, een citaat van Horatius, had Jan Campert als motto genomen voor zijn tijdens de oorlog geschreven bundel Sonnetten voor Cynara. Met Cola Debrot en Ed Hoomik is hij redacteur van het heropgerichte Criterium. Er verscheen nog slechts één bundel van Hoekstra na de bevrijding, de verzamelbundel De zandloper, met tien nieuwe verzen aangevuld, voordat Querido in 1972 de Verzamelde gedichten uitgaf die onder het hoofdje ‘Ongeregeld’ nog acht ongepubliceerde verzen bijeenbracht. Daaronder de speels-virtuoze versjes ‘De virodoppen’ (Houdt gij ook zo van virodoppen?/ Ze zijn zo heerlijk circonflex./ Jammer dat zij, onder hun noppen,/ niet strol zijn en wat onderleks.) en ‘De grijze valinop’. Dat was een genre dat zich pas goed zou ontwikkelen in de vele populair geworden kinderversjes die hij begon te schrijven en die dikwijls het eerst verschenen in Het Parool, waar hij na de bevrijding was gaan werken.
Han G. Hoekstra
JAN VAN DER WEERD
Dat zijn poëtisch oeuvre niet meer dan honderdvijftig bladzijden zou beslaan, is uit kortzichtigheid in de wereld gebracht. Bundels kinderverzen als Het verloren schaap (1947), De ijsmuts van Prins Karel (1948) en Versjes uit de grabbelton (1953), door Meulenhoff uitgegeven en door Fiep Westendorp met veel eigen fantasie geïllustreerd, doen in poëtische fantasie en vindingrijkheid niet onder voor vergelijkbaar werk van Annie M.G. Schmidt. Ook niet in populariteit; Rijmpjes en versjes uit de nieuwe doos, nog steeds verkrijgbaar, heeft sinds 1952 niet minder dan acht drukken beleefd, en nog vorig jaar kwam De kikker van Kudelstaart bij Querido uit met tekeningen van Jenny Dalenoord, een selectie uit vier van zijn bundels. Er zijn trouwens nog ongebundelde gedichten van hem, zoals het in Het Parool in 1952 afgedrukte ‘Wie Amsterdam zegt, zegt haven’, dat in mei van dat jaar aan toen koningin Juliana, prins Bernhard en de prinsessen Irene en Marijke werd aangeboden door burgemeester d'Ailly, en de in 1964 eveneens in Het Parool verschenen ‘Ballade der schuldeloze knapen’ over de vrijspraak van Schacht. Von Papen en Fritzsche in de vonnissen van Neurenberg. Het slot:
Princes Rechtvaardigheid, als ge nog leeft en niet onder 't proces zijt ingeslapen, zendt dan voor deze schuldeloze knapen één bliksemlicht die hen feilloos doorzeeft, want bij al wat in 't herfstlicht blinkt en beeft: voor hen is onze vrijheid niet geschapen!
Wie als ik aan Han Hoekstra denkt, die goede vriend, die ondoorgrondelijke, ongrijpbare dichterfiguur, die verlegen conferencier van het journalistencabaret De Inktvis, bekroond met de Kunstenaarsverzetsprijs 1956 voor jeugdliteratuur, met de Constantijn Huygensprijs voor zijn oeuvre in 1972 en met de Jacobsonprijs 1985 (samen met Eric van der Steen) voor het hoge niveau van zijn werk, die heeft een goede herinnering, levend gehouden in dat werk.
■