Op het spoor van Sei Shonagon
Het nut van bloemlezingen is dat je zo nog eens iets op het spoor kunt komen, waar je anders misschien aan voorbij zou gaan. In het Japans hoofdkussenboekje voor managers (Lannoo, f 19,90) verwacht ik wijsheden aan te treffen in de trant van ‘In de ogen van de minnaar zijn pokputten verrukkelijke kuiltjes’, of ‘Speeksel dat je uitspuwde, kan je niet weer inslikken’ en die staan er ook inderdaad in. Het door Gaby Vanden Berghe samengestelde boekje is eën verzameling van citaten, spreekwoorden, aforismen, gedichten, parabels en ook rechttoe, rechtaan notities. Kriskras door elkaar, zonder chronologie of thematische indeling, een ordeloos snipperboekje om vluchtig in te bladeren. De toevoeging ‘voor managers’ moeten we ruim opvatten, aldus de samenstelster in haar voorwoord: ‘het woord is afkomstig van het Franse ménager: het huishouden beredderen, sparen, met respect behandelen, weten aan te pakken, aandurven, tot stand brengen, zich behelpen, voorzichtig omgaan met, hanteren, regelen... tot en met vormen en (vroeger) boetseren. In die zin is iedereen een manager, al was het maar van zijn eigen leven.’ Het boekje is dus toch voor iedereen bedoeld, gelukkig maar. De titel is overgenomen van Sei Shonagon, een Japanse hofdame uit de tiende eeuw die haar invallen en observaties noteerde in wat zij haar ‘hoofdkussenboek’ noemde. Sei Shonagon was gevierd om haar charme, intelligentie en scherpe tong en het zijn de fragmenten die van háár zijn opgenomen die dit boekje aardig maken. Over het bezoek van een moeder met haar kind schrijft zij bijvoorbeeld: ‘Het wijst naar iets dat zijn verbeelding prikkelt en gilt: “Mammie, toon mij eens wat dat daar is!” en trekt aan zijn moeders rok. “Ik praat met grote mensen,” zegt zij en schenkt het kind verder geen aandacht. Waarop het prompt op jacht gaat naar het
begeerde voorwerp dat het, na alles overhoop te hebben gegooid, ten slotte te pakken krijgt. Als de moeder dat ziet, zegt zij alleen maar “Foei!” doch maakt geen aanstalten om het voorwerp af te nemen en in veiligheid te brengen. Of misschien zegt zij: “Je mag dat niet doen; je zult het breken!” maar zij is duidelijk meer geamuseerd dan boos. Men háát haar evenzeer als haar kind! Het is een helse kwelling daar beleefd te moeten staan toekijken hoe het kind van een ander alles wat je dierbaar is, zwaar mishandelt.’ Sei Shonagons notities zijn spits en grappig en kunnen door hun ‘met beide voeten op de grond’-kwaliteit met het grootste gemak en plezier duizend jaar na haar dood nog gelezen worden. In de biografische noten achterin het boekje staat dat deze fragmenten geput zijn uit haar dagboek (haar eigen hoofdkussenboek) dat anderhalf jaar geleden in het Nederlands verschenen is bij Nijgh & Van Ditmar, f 54,50. De volledige Sei Shonagon is dus in het Nederlands beschikbaar. Om te onthouden.
BR