Zonder enig esprit
Wat zou het verschil kunnen zijn tussen een Meervoudig Onverzadigbare Promotiezoeker (MOP), een Trendgevoelige Urbane Carrièremaker (TUC), een Promotiegrage Intellectuele Centrumbewoner (PIC), een Jonge Ambitieuze Stedeling (JAS) en een Jonge Ingewijde Promotiemaker (JIP)? Allemaal een pot nat natuurlijk. De verschillen zijn even minuscuul als oninteressant en die afkortingen wekken vooral weerzin op. Wie een typologie voor het een of ander wil ontwerpen, moet er wel voor zorgen dat de indeling een bel doet rinkelen, al is het maar in de verte, anders maakt zoiets alleen maar een flauwe en gezochte indruk. Flauw, gezocht en hier en daar vergaand stompzinnig is het boekje Typisch trendy, Etiquette voor yups, ultraconsumers en andere trendvolgers door Albert Gillissen (Novella, f 14,90), die na het succes van Jan Kuitenbrouwers Turbotaal op de treeplank van het moderne leven meende te moeten springen. De boekjes vertonen een opmerkelijke overeenkomst in aanblik (gouden belettering), in titel (alliteratie) en in aanpak (dialogen door de tekst heen als illustratie). Waar Kuitenbrouwer slaagde in slimme observaties en vooral aardige gedachtes over het geobserveerde, faalt Gillissen in alle opzichten. Niet alleen staat zijn boekje vol met spel- en stijlfouten, zijn de dialogen gebral zonder enig esprit, zelf zwalkt hij stuurloos heen en weer tussen de beschrijving van hoe het gaat en de voorschriften voor hoe het moet. Wat dit laatste betreft ontziet hij zich niet om een lijstje te geven van wat men aan tafel niet behoort te doen; ‘boeren, winden, smakken, slurpen, met open mond eten’ en nog zo wat niet te pas komende gedragingen. In het museum, zo waarschuwt hij, mag men nergens aankomen. Daar kijkt de lezer van op. Als Gillissen zich op het pad van de humor begeeft, wordt het nog droeviger. Zo zegt hij over de omgang met extra messen en
vorken: ‘Deelt u dit dan niet rond aan de andere gasten (“Neem maar wat van mij, ik heb toch genoeg”), want zij hebben evenveel tafelgereedschap als u.’ Ook zijn adviezen over hoe men ‘vlot en origineel’ een drankje kan bestellen zijn op het infantiele af: ‘Leuk is bijvoorbeeld om de aandacht van de barkeeper te trekken door het archaïsche “aannemer” over de tapkast te slingeren of om deze bierbezorger konsekwent met “uitbater” aan te duiden. Vermijd in ieder geval zoveel mogelijk de enorme clichés die vooral in drinklokalen gemeengoed zijn.’ Deze laatste opmerking nu is een groteske misvatting, en helemaal als die afkomstig is van iemand die denkt iets over etiquette te kunnen zeggen. Zij die menen dat het eenvoudige ‘Twee pils, alstublieft’ gecombineerd met oogcontact passé zou zijn, hebben het niet begrepen. Gillissen is niet alleen niet leuk, hij heeft het ook nog eens niet begrepen.
BR