Knokpartij
Aan het begin van het boek wordt de jongen gevraagd om zijn eindexamenrede te herhalen voor een ‘bijeenkomst van blanke notabelen van onze stad’. Bij die gelegenheid wordt hij betrokken bij een battle royal, een soort ontgroeningsritueel waarvan Ellison zegt dat het in het Zuiden te doen gebruikelijk was: ‘Dit is een vitaal onderdeel van het gedragspatroon in het Zuiden dat zowel negers als blanken gedachtenloos aanvaarden.’ Deze beklemmend beschreven knokpartij waarbij de negerjongens tot vermaak van de blanken worden geblinddoekt en aangevuurd om op elkaar in te rammen totdat er niet meer dan één overeind is gebleven, is een navrante parodie op de ‘strijd’ waartoe zijn stervende grootvader hem had opgeroepen. Zo verhoudt zich het ideaal tot de werkelijkheid, de ervaring, en wie zich het langst laat vernederen ontvangt de hoogste beloning. Na het gevecht mogen de jongens om het hardst geld weggraaien van een tapijt dat, tot verhoging van het vermaak, onder stroom is gezet, en daarna mag hij, onder het gejuich en het hoongelach van de blanken zijn rede herhalen ‘waarin ik aan toonde dat nederigheid het geheim, ja zelfs het wezen van de vooruitgang was’. De ‘welbespraaktheid’ waaruit deze rede voortvloeit en die bewondering afdwingt tot het moment waarop de jongen zich per ongeluk de woorden ‘sociale gelijkheid’ laat ontvallen, is van wezenlijk belang voor het hele vervolg van het boek.
Ralph Ellison
De welbespraaktheid, de macht van de rhetoriek, blijft een hoofdthema. De jongen dankt er zijn studiebeurs aan voor het ‘Instituut voor Hoger Onderwijs’ en in de toekenning van die beurs ligt meteen de kiem van de morele verwarring die geleidelijk zal uitgroeien tot iets dat dicht bij de waanzin ligt. De gave des woords verschaft een groot maatschappelijk voordeel aan degene die het spel meespeelt en zijn onvermogen daartoe wordt de verteller al vroeg ingepeperd door de directeur van het Instituut, de geoliede neger Dr. Blescoe, zelf een vat vol verlokkende woorden die hij omzichtig aanwendt om de status quo te handhaven. ‘Je bent zwart en je woont in het Zuiden,’ houdt de pedagoog de jongen voor, ‘ben je het liegen verleerd?’ Omdat de jonge student een hoogwaardigheidsbekleder van het Instituut heeft geshockeerd door hem te dicht bij de waarheid te brengen, verwijdert Dr. Blescoe hem van het Instituut en geeft hij hem op zijn reis naar New York (lees Harlem) ‘aanbevelingsbrieven’ mee waarvan hij op den duur misschien het best leert hoe de maatschappij de ongehoorzame aanpakt die weigert om zich te laten leiden door een zucht naar macht: ze bevatten waarschuwingen tegen hem zelf.
Het boek is opgebouwd uit een reeks traumatische belevenissen die allemaal te maken hebben met taal, taal als machtsmiddel en tegelijk als middel tot verraad. Dit zegt de schrijver niet, hij laat het zien, en in zijn virtuoze taalgebruik onderscheidt het boek zich misschien nog het meest van verwante werken. Bij elk milieu past een andere rhetoriek en Ellison beheerst ze allemaal, van de bluesachtige folklore van het incest verhaal, de ritmische dreun van de blinde prediker Homer A. Barbee, de zang van de man die in Harlem een kar vol blauwdrukken voortduwt, het hysterische schelden in de helse kelder van ‘Liberty Paints’ waar de beste witte (sic!) verf wordt vervaardigd, de kreten van het geweld gedurende de opstand in Harlem nadat arme oude negers uit hun huis zijn gezet - een van de mooiste gedeelten van het boek - en dan natuurlijk het bevlogen gedraai van de bedrijvers van politiek, de politiek waarin de ik vanwege zijn welbespraaktheid verzeild raakt en die voor hem aanvankelijk een heilsbelofte inhoud van geld, roem, blanke vrouwen en macht.
Had hij het spel van de politiek maar meegespeeld in plaats van zich te bekommeren om de gratuïte, door een blanke politieman veroorzaakte dood van Tod Clifton die in de marxistisch getinte Brotherhood in ongenade was gevallen! Een zekere Jack waarschuwt hem dat hij die dood niet moet overschatten. ‘De helden zijn zij die sterven,’ zei hij, en: ‘Dit was niets - achteraf gezien, een klein lesje in discipline. En ik zal je eens vertellen wat discipline is, Broeder. Persoonlijke verantwoordelijkheid? Dat is offers brengen, offers brengen, OFFERS BRENGEN!’ En zo zijn we weer aangeland bij de eerste speech die de jongen ooit hield en waarbij hij werd uitgejouwd vanwege zijn gebruik van woorden als ‘sociale verantwoordelijkheid’.
Wanneer de ik uit de politiek wordt verstoten meet hij zich een beschermende zonnebril aan en zo volgt hij de grote mode van Harlem. Daarna herkent iedereen hem prompt als ‘Rinehart’, de mysterieuze Rinehart, gokker en prediker, ‘geestelijk ingenieur’ die het zo ver heeft geschopt omdat hij het spel wel meegespeeld heeft. Deze Rinehart is een soort spiegelbeeld van de ik, even onzichtbaar en even ongrijpbaar, maar ‘zijn wereld was mogelijk, en dat was hij zich ten volle bewust. Hij lag jaren op mij voor en ik was een sukkel. Ik moest wel hartstikke gek en stekeblind zijn geweest. De wereld waarin wij leefden was onbegrensd. Eén grote, ziedend hete, vloeibare wereld, waarin Rinehart de rotzak zich thuisvoelde. Misschien voelde alleen Rinehart de rotzak zich erin thuis. Het was ongelooflijk, maar misschien was alleen het ongelooflijke maar geloofwaardig. Misschien was de waarheid wel altijd een leugen.’