Maria Stahlie
Vervolg van pagina 4
Maud uit ‘Verstand van denken’ neemt ook zeer voor zich in: een mooi denkhoofd heeft ze. De verdubbeling van haar avonturen en zelfbedachte opdrachten die haar personage ‘Xavier’ in haar ruitjesschrift beleeft, verdubbelt ook de kracht van haar opmerkingsgave. Stahlie maakt van dat schrift handig gebruik om de keurige bewoners van een keurige nieuwbouwwijk vinnig te beroddelen.
In het titelverhaal is de zelfgekozen verdrinkingsdood van Martha's vriendin Edith nogal ingewikkeld geconstrueerd. De zee staat daarin achtereenvolgens voor ‘het lot’, ‘de onzekerheid’, ‘het tijdloze heden’ ‘de duisternis’ en wat niet al (de hemel is letterlijk de limit van alle gebruikte metaforen), maar het mooie zeggen neemt de vertelster zozeer in beslag, dat de lezer erdoor wordt afgeleid en vervolgens verveeld. De ‘running gag’ over het door Martha misverstane ‘stuurboord’ en ‘bakboord’ is daarbij al te doorzichtig als bedacht-literaire truc om Martha's hang naar ‘zekerheid’, die ze voor alle zekerheid bij de a heeft staan, te ironiseren.
De meeste kracht heeft Stahlies gevoel voor ironie in het verhaal ‘Het houtblok van boomdikte’. Daarin wordt de verstikkende angst die zich meester maakt van Mirjam Metzlar, wier baby geen aanstalten maakt om zich te gaan bedienen van het woord, in een klein aantal goed gekozen scènes overgebracht. De muur van onbegrip tussen Mirjams taalgevoeligheid en de woordloze ‘keligheid’ van Robbie, en de gestrengheid van een geraadpleegde Medische Encyclopedie die de verantwoordelijkheid voor het latere welbevinden van het kind meedogenloos op de moeder schuift, bedreigen de jonge moeder met de paniek van een onbedwingbare neurose. Gelukkig bevrijdt Mirjam zich op eigen kracht van haar benauwdheid, als ze haar krijsend kind verdedigt tegen een maar half-onschuldige toevallige passant. Mirjams goedgeplaatste vuistslagen luchten alle partijen op: personage, verteller en lezer. Dan valt plotseling ook op hoe elegant en precies Stahlie al haar verhalen afrondt. Het maakt dat er een fraaie fonkeling over ligt.
■