Monumentje voor een maecenas
Sedert 1968 wordt jaarlijks in Engeland de ‘Walter Neurath Memorial Lecture’ gegeven, een lezing op het gebied van de kunstgeschiedenis ter nagedachtenis aan de oprichter van uitgeverij Thames & Hudson. Deze lezingen komen vervolgens in een fraai geïllustreerd boekje beschikbaar voor een breder publiek. Zo ook dit jaar: onlangs verscheen The Painfull Birth of the Art Book (Thames & Hudson, 64 p., f 25,80) van Francis Haskell, een Oxfordse kunsthistoricus die een aantal studies over de geschiedenis van het maecenaat op zijn naam heeft. Het onderwerp van zijn lezing voldoet ongetwijfeld aan de verplichting van ‘reflecting the interests’ van wijlen Walter Neurath.
Haskell wijdt eerst enkele woorden aan de voorloper van het kunstboek, de verzameling van gravures naar beroemde kunstwerken. Tot aan het eind van de zeventiende eeuw waren dat meestal oude kunstwerken, en omdat die in Italië in ruime mate voorradig waren, was de productie van dergelijke prenten geconcentreerd in Rome, en wel, specifieker, in de schoot van de zeer ondernemingslustige familie De' Rossi. Richtten deze prenttycoons zich op de vrije markt, de enkele vermogende particulier die zijn verzameling op gravures liet vastleggen, deed dat om een passend gastgeschenk bij de hand te hebben. Ook al werden deze gravures in een boek bijeengebonden, kunstboeken in moderne zin waren het nog niet.
De geboorte van dát kunstboek, waaraan het leeuwedeel van Haskell's lezing gewijd is, dagtekent van 1721. In dat jaar wist de Duc d'Orléans de hand te leggen op een schitterende collectie Italiaanse kunst, en de bankier Pierre Crozat, een rijke amateur kreeg de gedachte die verzameling in een beredeneerde en geïllustreerde catalogus samen te vatten. De geschiedenis van wat uiteindelijk zou heten Recueil d'Estampes d'après les plus beaux Tableaux, et d'après les plus beaux dessins qui sont en France dans le Cabinet du Roy et dans celui du Duc d'Orléans, et dans autres Cabinets werd die van een lijdensweg. Het voert te ver hier de details te vermelden, maar enkele stenen op die weg waren, naast de wisselvalligheden van de economie, Crozats hang naar perfectie en zijn steeds ambitieuzere opzet: wat begonnen was als een inventarislijst van een Franse collectie moest ten slotte zoveel worden als een standaardwerk over de Italiaanse schilder- en tekenkunst in heel Europa.
Het ‘moderne’ aan zijn boek was de zorg voor getrouwheid van de afbeeldingen (de graveurs werkten niet alleen naar de noodzakelijke ‘tussentekening’, maar hadden ook het originele schilderij voor zich), de gewetensvolle opsomming van afmetingen, dragers en gebruikte technieken, een vermelding van herkomst en verblijfplaats van schilderij of tekening en een biografie van de maker. Kunsthistorisch commentaar werd geleverd door de connaisseur Pierre-Jean Mariette, die, eveneens een primeur, bovenal de kunsthistorische formele aspecten van elk werk belichtte en pas in tweede instantie de historische (‘wie of wat stelt de afbeelding voor?’).
Het eerste deel van het plaatwerk verscheen in 1729, het tweede pas in 1742, twee jaar na het verscheiden van de initiatiefnemer. Een vervolgdeel verscheen niet meer. Het zaad was echter gevallen en Crozats voorbeeld leidde tot de veel beroemder geworden Recueil d'Estampes van de Dresdener Galerie (1753-1757). Haskell's lezing is een verdiend monumentje voor een gedrevene die het gelijk pas na zijn dood kreeg.
HWB