Handdruk
Ik moest bij het lezen van beide verslagen sterk denken aan wat W.L. Brugsma onlangs bij Adriaan van Dis, in een heel andere context, heeft gezegd over de factoren die bepalen of iemand een verzetsheld of een collaborateur wordt. Het kan niet anders dan dat ook in het geval van de Woods hun keuze door een veelheid van omstandigheden is bepaald, waarvan zij zich mogelijk zelf niet volledig bewust zijn, en die in ieder geval niet in Asking for Trouble voorkomen. Uiteraard doet dit niets af aan de moed en het doorzettingsvermogen dat zij hebben getoond, maar het is betreurenswaardig dat Attenborough van hen van die eendimensionale helden heeft gemaakt, zonder verscheurdheid of momenten van onbegrip en zwakte. Dit komt misschien het meest pregnant naar voren in het beeld dat opgeroepen wordt van de vriendschap tussen Woods en Biko. Woods, die overigens vaag is over het aantal keren dat hij werkelijk uitgebreid met Biko van gedachten heeft kunnen wisselen, suggereert in zijn twee boeken een intense relatie tussen twee mannen die gelijkwaardig tegenover elkaar staan. Van wederzijds wantrouwen is na de eerste minuten al geen sprake meer, wel van een diepe emotionele betrokkenheid. Door Attenborough wordt dit gesymboliseerd in de handdruk die beide mannen elkaar geven bij hun kennismaking in Biko's kantoor. ‘Dit eenvoudige gebaar is de basis voor een vriendschap die leeftijd, ras, gewoonten - zelfs de dood - zal overstijgen...’ Het klinkt mij te veel als een spannend jongens verhaal, waarin uiteindelijk alles nog goed zal komen. Maar het komt niet goed. Niet alleen sterft Biko, en worden honderden schoolkinderen in Soweto gedood, maar de kloof tussen blank en zwart, en de tegenstellingen tussen zwarten en blanken onderling, lijken vandaag groter dan ooit. Biko wordt vermoord. Woods overleeft. Dat is de quintessens van de apartheid.
Denzel Washington als Steve Biko in de film ‘Cry Freedom’
In de droomwereld die Attenborough schetst wordt ternauwernood recht gedaan aan de politieke ideeën van Steve Biko. En in die ideeën is eigenlijk geen enkele plaats voor een vriendschap met een white liberal als Woods. Heel duidelijk wordt dit uit zijn getuigenis tijdens de rechtszaak voor het Zuidafrikaanse Supreme Court tegen negen jonge activisten van de Black Consciousness-beweging in 1976. In het boek Biko citeert Woods uitgebreid uit het rechtbankverslag. Biko verdedigde daar op indrukwekkende wijze de noodzaak van een ‘zwarte’ bewustwording. Alleen daardoor zullen zwarten in staat zijn zich zowel te bevrijden van de geïnstitutionaliseerde onderdrukking door blanken als van hun diepe minderwaardigheidscomplex en vervreemding. ‘Het blanke monopolie op comfort en veiligheid heeft er toe geleid dat zwarten blanken als belangrijkste obstakels zien in hun aspiraties voor vrede en welvaart.’ Black Consciousness moet zwarten als groep een gevoel van trots geven en van macht; relaties met blanken, hoe begrijpend en liberaal ook, zijn daarbij een handicap. In een artikel dat hij in 1972 als student schreef, formuleerde Biko het als volgt: ‘We weten dat de blanke aanzit aan onze tafel; we weten dat hij niet het recht heeft om daar te zijn. We willen hem van onze tafel verwijderen, de tafel ontdoen van alle rommel die hij erop heeft gezet, er een echte tafel in Afrikaanse stijl van maken. We zullen hem dan vragen om op onze voorwaarden bij ons te komen zitten, als hij dat wenst.’ (Deze - uitstekende - vertaling is van Van de Ven et al.) Dit is de houding waar veel goedwillende blanken, en ook Woods, in eerste instantie moeite mee hebben. Maar in Biko's visie is juist het scheppen van afstand tot dit soort blanken - ‘de vriend die ons belemmert’ - een voorwaarde voor Afrikaanse bewustwording. De consequenties zijn onverbiddelijk: voor
vriendschap tussen blank en zwart is in Zuid-Afrika voorlopig geen plaats. En voor illusies van het genre Cry Freedom, hoe begrijpelijk ook, helaas evenmin.
■