De disharmonie van alle betrekkingen
De faam van Ingeborg Bachmann is slechts ten dele gerechtvaardigd
Simultaan door Ingeborg Bachmann Vertaling Paul Beers Uitgever: Amber, 223 p., f 34,50
Wil Rouleaux
Amper drie jaar geleden was Ingeborg Bachmann een bij ons nagenoeg onbekende naam. Inmiddels is niet alleen praktisch haar complete proza vertaald, maar is de Oostenrijkse schrijfster ook onderwerp geworden van radioprogramma's en literaire manifestaties.
Als afsluiting van de reeks prozavertellingen verscheen recentelijk de uit 1972 daterende verhalenbundel Simultaan, in deze bundel staan vijf verhalen waarvan het langste ongeveer de helft van de bundel uitmaakt, terwijl de overige vier in lengte variëren van twintig tot veertig bladzijden. Alle verhalen hebben een vrouwelijke hoofdpersoon, typische Bachmann-personages, hetgeen wil zeggen dat ze onzeker en labiel zijn, bij vlagen zelfs uitgesproken hysterisch, en dat ze over een grote gevoeligheid en een bovenmatig ontwikkeld schoonheidsgevoel beschikken.
Nadja uit het titelverhaal is zo'n typisch Bachmann-personage. Ze is tolk in Rome en brengt de vakantie door met een eveneens weinig stabiele ambtenaar bij de FAO. die ze toevallig heeft leren kennen en met wie ze een Weense achtergrond deelt. Beiden zijn ‘te nerveus en te zeer gewend alleen te zijn’ en tot communicatie komt het dan ook niet. Ook Beatrix uit het tweede verhaal ‘Problemen, problemen’ communiceert moeizaam met haar medemensen. Ze kent slechts één passie: slapen. Slaapt Bea niet dan zit ze bij René. dat wil zeggen bij haar kapper, ‘de enige plaats ter wereld waar ze zich prettig voelde’. Vanzelfsprekend houdt Bea van mooie dingen, en datzelfde geldt voor Miranda uit ‘O. gelukkige ogen’ van wie we vernemen dat ze schoonheid belangrijker vindt dan elke andere kwaliteit. Lelijkheid daarentegen ‘jaagt de tranen in haar ogen, doet haar de grond onder haar voeten verliezen’, en dat is de reden waarom ze, hoewel zwaar bijziend, zonder bril door het leven stapt: de werkelijkheid verdraagt ze niet.
De drie tot hiertoe gememoreerde verhalen, de eerste drie uit de bundel, zijn niet veel meer dan zeepbellen, charmante zeepbellen dat wel - een slechtlopende zin valt er niet in aan te treffen en bovendien wordt er met duidelijke spot verteld - maar ze steken wel heel erg schril af bij de gedrevenheid van Bachmanns overige proza. Het taalgebruik van alle drie de verhalen is zoals dat heet trendy, merkartikelen worden frequent bij de naam genoemd, de keuze van de juiste shampoo en lingerie is gewichtig (is het ‘een dag voor mooi of voor oud en verschoten ondergoed’) en eigenlijk zijn het verhalen zoals ze volgens mij ook voorkomen in de Cosmo, Elegance of in dat blad waar Cees Nooteboom voor schrijft.
Gelukkig zijn de overige twee verhalen uit de bundel van een ander formaat. ‘Het geblaf’ is het ontroerende verhaal over een vijfentachtigjarige vrouw die ‘bezeten is van Leo’, waarmee haar zoon Leo Jordan bedoeld is, de beroemde Weense psychiater die de Bachmannlezers kennen uit Het geval Franza. De oude mevrouw Jordan offert zich geheel op voor haar carrièrebewuste en onsympathieke zoon, en evenzo doet diens echtgenote Franziska (de hoofdpersoon dus uit voornoemde roman), die nadat Jordan haar verlaten heeft in een depressie belandt en uiteindelijk zal sterven. Het verhaal had misschien beter als apart hoofdstuk, bijvoorbeeld als flash back, opgenomen kunnen worden in Het geval Franza, maar ook buiten die roman is het alleszins leesbaar.