Stilstand
Iemand die in elk geval met groot plezier en enthousiasme al het werk van Proust gelezen heeft, en dat enthousiasme ook kan overbrengen, is Jean-François Revel, wiens ondogmatische essay uit 1960 Sur Proust opnieuw uitgegeven is. Hij poneert enkele stellingen die dwars tegen de heersende literatuurtheorie ingaan. Bij voorbeeld dat het eigenlijke onderwerp van À la recherche niet het verglijden van de tijd is, zoals zo vaak aangenomen wordt, maar juist het stilstaan van de tijd, de onbeweeglijkheid. Gebeurtenissen van buitenaf (oorlog, dood, verlies van fortuin) brengen voortgang in het verhaal, maar het leven van de mensen zelf is statisch. De verschillende personen komen wel steeds op verschillende tijdstippen weer terug in de roman, maar dan hebben ze steeds net wat meegemaakt. De verteller zelf doet vooral verbaasd dát er inderdaad wat in hun leven veranderd is, ‘zoals het publiek en de kranten elk jaar weer “verbaasd” zijn dat de winter invalt of dat het warm is in de zomer’. Revel vindt het vreemd dat Proust diepzinnig genoemd wordt op de punten waar hij het niet is - de Tijd en het Geheugen - en oppervlakkig waar hij dat juist ook niet is: de beschrijving van wat er voor zijn ogen gebeurt, de messcherpe analyse van menselijke gedragingen die zich vaak door een klein detail onthullen. Uit de opvattingen van Proust over het leven, de liefde, het snobisme of het kennen van de ander (niet, dus), haalt Revel opmerkelijk onbevooroordeelde nieuwe gezichtspunten. Het enige is, dat hij wat al te vaak de verteller in À la recherche gelijkstelt met Proust zelf, wat enige verwarring in de hand werkt, en wat ook komisch is omdat hij het vaak beter schijnt te weten dan Proust zelf. Diens theorie over ‘het tweede geheugen’, dat in werking wordt gesteld door iets van buitenaf, het eten van een madeleinekoekje bij voorbeeld of het drinken van een
kop thee, vindt hij maar onzin en heeft, voor hem, de minst leesbare stukken opgeleverd.
Proust als soldaat
Ook Vincent Descombes in Proust. Philosophie du roman, vindt dat Proust de romancier veel gedurfder en ‘beter’ is dan Proust de theoreticus. À la recherche was immers oorspronkelijk een wat uit de hand gelopen vervolg op het essay Contre Sainte-Beuve waar geen uitgever aan wilde. Lange tijd aarzelde Proust tussen essay en roman. In zijn dagboek schrijft hij in 1908: ‘Waarschuwingen van de dood. Weldra kun je het allemaal niet meer zeggen. Luiheid, twijfel of onmacht verschuilen zich achter de onzekerheid over de kunstvorm. Moet ik er een roman, een filosofische studie van maken, ben ik een romancier?’ Welnu, de roman gaat veel verder dan de theorie die Proust oorspronkelijk wilde opwerpen tegen een Sainte-Beuve die het werk van een auteur altijd verklaarde aan de hand van diens leven. Descombes toont aan dat het niet dit essay - en het latere Le temps retrouvé, dat ook de poëtica van Proust bevat - is dat de roman doet begrijpen, maar dat precies het omgekeerde het geval is. De roman is filosofisch gezien verder dan de essays. Als theoreticus heeft Proust een stellige afkeer van elk sociologisch begrijpen van het menselijk leven. Als romancier legt hij juist een buitengewone flair aan de dag bij het construeren van zijn personages en episoden. Proust had als uitgangspunt dat hij én een roman met perspectief wilde schrijven én subjectief wilde zijn. Dat kan dus niet, volgens Descombes. Subjectiviteit is per definitie iets wat niet met anderen gedeeld kan worden, en perspectief is juist wat door een verplaatsing in ruimte - in de geest of reëel - gedeeld kan worden. Incoherente theorie, dus incoherente roman. Alleen, de roman is gelukkig beter dan de theorie. En de roman heeft met de filosofie gemeen dat beide willen verhelderen wat duister, ongeformuleerd, impliciet of miskend was. Daarin is Proust
geslaagd, maar Descombes iets minder want hij haalt wel erg veel dingen overhoop. Romaneske leugen en waarheid, de verschillende poëtica-opvattingen, modernisme, ja, zelfs zou hij de auteur Proust postmodern willen noemen omdat deze geen enkele morele betekenis geeft aan de historische ontwikkeling. Het is een intelligent geschreven essay, alleen verdwijnt Proust zo nu en dan iets te veel achter de intellectuele caramboles van Descombes. Maar die ‘kathedraal’, zoals Proust ooit eens zijn werk noemde, die blijft voorlopig nog wel even staan. En het beste toch blijft deze gewoon, in je eentje, in alle rust te bezoeken.
■