Onverwoestbaar utopisme
Ervaringen uit de medische opleiding en praktijk
Becoming a doctor A Journey of Initiation in Medical School door McIvin Konner M.D. Uitgever: Elizabeth Sifton Books/Viking, 390 p., f 45,50
In een stadspraktijk door J.D. Querido Uitgever: Wetenschappelijke uitgeverij Bunge, 344 p., f 45,-
F. Dekking
De antropoloog Melvin Konner besloot op vijfendertigjarige leeftijd medicijnen te gaan studeren om zo alsnog een jeugdideaal te verwezenlijken. In zijn eigenlijke vak heeft hij dan al een zekere faam opgebouwd: hij heeft enkele zeer goed ontvangen boeken op zijn naam staan en als professor enkele jaren lesgegeven, onder anderen ook aan medische studenten. Als een vriend hem, halverwege zijn opleiding, vraagt waarom hij daar in godsnaam aan is begonnen, laat hij zich in een impuls ontvallen: ‘Misschien wel om er een boek over te schrijven’ en daarna gaat hij dat serieus doen.
Meer dan een systematisch schema van de opleiding tot arts is dit boek een zeer persoonlijk verslag van zijn ervaringen en draagt daardoor een duidelijk antropologisch stempel. Voor de beoefening van hun vak moeten antropologen vaak jaren lang leven bij de vreemde volksstam die zij bestuderen willen, met de fundamentele instelling van ‘participerende observatie’, om dat wat zij willen onderzoeken zo veel mogelijk mee te maken. Maar tijdens zijn medische opleiding is Konner daarbij zozeer betrokken geraakt, dat het meer een ‘observerend deelnemen’ is geworden. De boeiende beschrijvingen die hij geeft zijn sterk doordrenkt van zijn persoonlijke reacties. En dat is een persoonlijkheid die alleszins de moeite waard is: een ervaren wetenschapsman, die gevarieerd veldwerk heeft gedaan, gelukkig getrouwd is en vader van twee kinderen, en iemand die sterk hangt aan zijn joodse afkomst: uitgebreide onverbrekelijke familierelaties, een scherpe doordringende intelligentie, en begiftigd met wat ik een typisch joodse humor vind. Om misverstand te voorkomen: dit is niet de ‘Humor ist wenn man trotzdem lacht’, maar het is een gevoel voor de betrekkelijkheid der dingen, en het zien van overeenkomsten waar anderen alleen verschillen veronderstellen, en een aannemen van verschillen bij zaken die door anderen voor identiek worden gehouden.
Uitvoerig beschrijft hij een groot deel van de patiënten met wie hij dagelijks geconfronteerd wordt, niet alleen hun ziekten of afwijkingen, maar ook hun habitus in de ruimste zin van het woord, vooral ook omdat hij vindt dat zijn leermeesters daar veel te weinig aandacht aan besteden. Een voorbeeld is een aardig weergegeven gesprek met een charmante vrouw die behalve de klacht waarvoor zij is opgenomen op de dag vóór haar ontslag ook een toevallig gevonden gonorroe blijkt te hebben. Hij vindt haar geheel overstuur en huilend in haar bed, vastbesloten van haar echtgenoot te scheiden, en niemand besteedt aandacht aan haar, behalve deze medische student. Nadat hij alle details uitvoerig met haar heeft doorgenomen is zij geheel tot rust gekomen en gaat de volgende dag vrolijk terug naar huis: de scheiding gaat niet door. De leermeesters, merendeels assistentartsen, worden zeer scherp door hem beoordeeld: sommigen worden zonder meer afgekeurd als ongevoelige, pretentieuze dikdoeners of gewoon zwak begaafd, voor sommige anderen - door hem Medical Heroes genoemd - heeft hij een grote verering, die niettemin zijn kritiek niet uitsluit, en voor de anderen gemengde gevoelens.