Pockets
‘When the Germans made their rapid advance through Belgium in the early summer of 1940, they captured, among other things, Mr. P.G. Wodehouse...’ Met deze woorden begon George Orwell in 1945 een opzienbarend opstel waarin hij Wodehouse, die in oorlogstijd voor de Duitse radio was opgetreden, verdedigde tegen beschuldigingen van landverraad. Volgens Orwell kon men P.G. eigenlijk niets meer verwijten dan een grenzeloze naïviteit. In Wodehouse on Wodehouse, waarin twee autobiografieën en een brievenboek bijeen zijn gebracht, wordt Orwells gelijk duidelijk aangetoond. De schrijver blijkt te hebben geleefd in een eigen tijdloze, onschuldige wereld. Sir Pelham Grenville Wodehouse op hoge leeftijd in New York. Is een grotere tegenstelling denkbaar? P.G.'s voornaamste bezwaar tegen de stad is dat de grappen van de taxichauffeurs voor verbetering vatbaar zijn. (Penguin, 645 p., f 26,90)
Toen Wodehouse op 93-jarige leeftijd overleed was hij gerehabiliteerd (koningin Elisabeth ridderde hem en de universiteit van Oxford verleende hem een eredoctoraat) en ten slotte ook door de serieuze critici geaccepteerd. Evenals Marten Toonder bij ons, vertoefde hij jarenlang in het grensgebied tussen lichte humor en literatuur. Inmiddels is een stroom van studies en herdrukken op gang gekomen. Bij Penguin verschenen The Gold Bat And Other Stories, jeugdwerk uit 1904-1907, en de romans The Small Bachelor uit 1927 en The Girl In Blue uit 1970. Voor de ware fans is er sinds kort ook In Search Of Blandings who's really who and what's where - the facts behind the Wodehouse fiction door N.T.P. Murphy. Heeft Bertie Wooster dan echt bestaan? Wodehouse zelf noemde in 1963 in een interview met Alistair Cooke een zekere Lord Anthony Mildmay, een zorgeloze, op Eton opgeleide steeplechase-jockey. Maar hij heeft elementen toegevoegd, onder andere van theaterman George Grossmith. En Woosters onafscheidelijke Jeeves, wellicht de beroemdste butler uit de wereldliteratuur? Jeeves heet naar een cricketspeler van voor de Eerste Wereldoorlog en er waren voor hem twee belangrijke modellen: Eugene Robinson, de butler van Wodehouse zelf, en de ‘own man’ van criticus J.M. Barrie, ene Frank Thurston, die bekend stond om zijn ijzeren geheugen en enorme eruditie. Deze butler wist zoveel dat hij Barrie's literaire vrienden kon bijstaan met verbeteringen van en aanvullingen op citaten, en dat desgewenst in het Frans, Spaans. Grieks, of Latijn. Menige bezoeker was bang voor hem. (Penguin, 258 p., f 32,75)
Reisverslagen zijn in de afgelopen jaren zeer populair geworden. Een van de klassieke werken in dit genre is nu opnieuw uitgegeven: J.B. Priestley's English Journey. Het is het met betrokkenheid geschreven ooggetuigeverslag van de levensomstandigheden van de kleine man in het midden van de crisistijd. Beryl Bainbridge, die Priestley's tocht in het Engeland van Thatcher overdeed, schreef een bewonderende inleiding. (Penguin, 390 p., f 25,50)
Toen Priestley zijn reis ondernam moest de Italiaanse politicoloog en journalist Tiziano Terzani nog geboren worden, maar ook hij heeft sindsdien zijn kilometers gemaakt. Vanaf 1980 leefde hij met zijn gezin in Peking, waar hij een correspondentschap vervulde. In 1984 werd hij vanwege de kritische toon van zijn artikelen gearresteerd, verhoord en uitgewezen. Zijn verslag hiervan vormt het laatste deel van Behind The Forbidden Door, waarin hij zijn rijke indrukken van vier jaar China weergeeft. Terzani heeft het land met aanstekelijke nieuwsgierigheid doorkruist, daarbij inderdaad lastige vragen niet schuwend. Hij weet een keur van feiten en wetenswaardigheden te verwerken in een vlot lezende serie reportages. Door overal waar hij komt de meest uiteenlopende gesprekspartners op te duiken, schept hij een verrassend herkenbaar beeld van wat mensen bezighoudt. Het is de tijd van de eerste voorzichtige openingen naar de westerse cultuur. Velen verkeren in verwarring na de stormachtige ontwikkelingen van de revolutie en het vastlopen van het maoïsme. ‘Deng has opened the window to let fresh air in and now he wants to get rid of the flies that have come with it.’ (Unwin, 270 p., f 20,80)
James Melville voegde met The Imperial Way een nieuw werk aan zijn oeuvre van Japanse romans toe. Drie maanden in 1986 waarin wordt getracht opheldering te krijgen over de gebeurtenissen in drie maanden van 1936. Historische en denkbeeldige personages lopen door elkaar in de reconstructie van een mislukte staatsgreep. De verwikkelingen verlopen snel en spannend en bieden, als altijd bij Melville, volop gelegenheid tot Het invoeren van de nodige couleur locale. Het soort van boek waar een film van komt. (Methuen, 240 p., f 14,40)
In de Verenigde Staten lijkt de Texas-hausse nog niet voorbij. Coryfee Larry McMurtry (Terms of Endearment en Lonesome Dove) schreef met Texasville alweer een stevig vervolg op bestseller The Last Picture Show. Het is een roman met alle bekende Texas-ingrediënten: olie, geld, wilde plannen, faillissementen, verloren onschuld, jaloezie, erotiek, en een harde soort humor. Korte zinnen. Scherpe dialogen. Vakwerk. (Pocket Books, Simon & Schuster, 561 p., f 13,95)
De olie in de bodem van de Noordzee is het onderwerp van Offshore - A North Sea Journey door dichter, romancier en criticus A. Alvarez. Hij trok windjack en laarzen aan en liet zich per rose helikopter van booreiland naar booreiland vliegen. Tussendoor bezocht hij Schotse dorpen en steden op de vaste wal die als gevolg van de opkomst van de olie-industrie voorgoed zijn veranderd. Alvarez toont een onmiskenbare dichterlijke fascinatie voor ‘all trades, their gear and tackle and trim’.
Ergens op een stormachtig stuk zee op de 61ste breedtegraad tussen Shetland en Noorwegen verrichten mensen wonderbaarlijke, gevaarlijke werkzaamheden. Alvarez vindt een stad letterlijk op stelten, met een ruige bevolking naar wiens verhalen hij gretig luistert. ‘You'd be surprised, I was told, how many men come out here to get away from their wives.’ Juist wie denkt zich niet voor technologie te interesseren zou dit meeslepende boek moeten lezen. (Sceptre Books. 191 p., f 20,80)
Upton Sinclair publiceerde in 1902 anoniem The Journal of Arrhur Sfirling, het werk van een door onbegrip tot zelfmoord gedreven genie. Om de geloofwaardigheid te vergroten en de afzet te stimuleren liet Sinclair kort voor het boek zou verschijnen een larmoyante necrologie van deze uit zijn duim gezogen Arthur Stirling in de New York Times afdrukken. Later had Sinclair dergelijke trucs niet meer nodig. The Jungle (1906), een ‘proletarische roman’ over de mensonterende omstandigheden waaronder immigranten in Chicago moesten leven en werken, leidde in Amerika tot zoveel verontwaardiging (al was een deel daarvan ongerustheid over de kwaliteit van de produkten van de beschreven vleesverwerkende industrie) dat president Theodore Roosevelt zelf de auteur schriftelijk beloofde om de door hem geschetste misstanden te zullen laten onderzoeken. The Jungle is nu herdrukt en blijft indrukwekkend, als sociaal document en door de onomwonden bezieling van de schrijver. (Penguin Classics, 412 p-, f 22,95)
NIEK MIEDEMA