Nutteloze polemiek
‘De over Droogstoppel handelende passages in Max Havelaar,’ schreef Willem Frik Hermans in een van zijn Parool-columns, ‘(...) vormen vrijwel de enige bladzijden in die roman, die ik kan herlezen zonder me te vervelen en waarbij ik menigmaal in lachen uitbarst.’ Komisch, Willem Erik? Juist die passages? Toch niemand in een spiegel herkend, mag ik hopen? Een ernstig bezwaar tegen de Multatuli-biografie van Paul van 't Veer vond Hermans in de uitdrukking die Van 't Veer gebruikte toen hij schreef over de toestemming die Dekker aan zijn toenmalige verloofde vroeg voor een flirt. Van 't Veer schreef: ‘Zij moest het groene licht geven.’
Wat? Las Willem Frik Hermans dat goed?: ‘Het jaar waarin dit, volgens deze versregels, moest, was 1845, de plek waarop een afgelegen theeplantage. Waren daar toen al verkeerslichten?’ O, die Droogstoppelpiantages in de Havelaar! Kostelijk, komisch!
‘Natuurlijk is polemiek nuttig,’ schreef Hermans eens. ‘Iemand die denkt dat het maar het beste zou wezen voor eeuwig en altijd de lasteraars, de leugenaars, de bedriegers en de imbecielen het hoogst woord te laten voeren zonder ze belachelijk te maken, die kan beter heroïnespuiter worden of zich dooddrinken.’ Zo geformuleerd zal niemand het nut van polemiek betwisten. Maar of hiermee ook het nut van Willem Frik Hermans' Multatuli-polemiek is aangeduid valt ernstig te betwijfelen. ‘Vitten?’ zei Hermans in Bzzletin. ‘ik ben er dol op.’
Precies dát heeft Hermans veertig jaar lang gedaan.
Vitten.
Nutteloze polemiek bedrijven.
Tegen loos twistgeschrijf zegt Hermans trouwens zelf bezwaar te hebben, daar kan men volgens hem beter mee ophouden: ‘Daarmee zou dan eindelijk na honderd jaar een einde kunnen komen aan een van de belachelijkste tradities m.b.t. de schrijverij over Multatuli, die de Multatuli-bibliografie zo mateloos hebben doen opzwellen.’
Bezwaar hebben tegen nutteloze polemiek, en zelf veertig jaar lang haarkloven op Multatuli-bijzaken?
Heeft Willem Frik misschien...?
Op zijn hoofd...?
Om nog eens iets te noemen. Hij verweet in 1982 de (toenmalige) bezorgers van Multatuli's Volledige Werken dat ze met hun annotaties het lezerspubliek totaal voorbijschoten: twaalf regels zeventiende-eeuws Latijn werden niet vertaald, terwijl hier en daar een Frans woord wel van de Nederlandse betekenis werd voorzien: ‘Is de Multatuli-uitgave dan bestemd voor lezers die zonder moeite Latijn kunnen lezen, maar veel te dom zijn om een Frans woord op te zoeken in een dictionnaire?’ In 1987 bezorgde Willem Frik Botermans een fotografische herdruk van de Max Havelaar (de vijfde druk uit 1881), compleet met inleiding en commentaar, een uitgave die slechts bestemd leek voor de gevorderde Multatuli-lezers. Dat verhinderde hem echter niet in zijn commentaar uit te leggen dat Schweinsnieren voor ‘varkensnieren’ staat, dat een epigram een ‘kort hekeldicht’ is, farce Frans is voor ‘klucht’, auf Ehrenwort Duits voor ‘op erewoord’ en dat onder coûte que coûte ‘kost wat het kost’ moet worden verstaan.
Is Botermans' editie dan bestemd voor lezers die in plaats van de Salamander-Havelaar (vijftien gulden) de fotografisch herdrukte Max Havelaar à raison de f 49,90 aanschaffen, maar veel te dom zijn om een doodeenvoudig Duits of een Frans woord op te zoeken in een woordenboek?
‘Als er iemand is die men niet te snel moet willen begrijpen, is het Multatuli,’ schreef J.J. Oversteegen in zijn voortreffelijke essay De redelijke natuur. Oversteegen zelf heeft in dit essay, na een leven lang lezen en nadenken over Multatuli's leven en werken, een heldere en acceptabele visie ontvouwd. Misschien heeft Willem Frik Botermans Multatuli ook wel niet te snel willen begrijpen. Maar na zo'n veertig jaar zout te hebben gelegd op Multatuli-slakken, zou het nu niet zo langzamerhand eens tijd worden voor de Visie van Botermans? Tijd voor eens iets anders dan gezeur over sigarenas, gezanik over de tekeningen van dochter Nonni, gezemelknoop over het sterfhuis in Ingelheim, gefrik over sokkelteksten, namen en titels, gekanebraad over het vermeende privaatdocentschap Italiaans van de zoon van Multatuli, geparlevink over de juiste sterfdatum van een aangenomen familielid, geëmmer over portretten, et cetera? Nooit is de Visie van Botermans geopenbaard. Nergens een overtuigend bewijs van enig dieper inzicht in het werk van Multatuli. Nimmer heeft Botermans zich met iets anders beziggehouden dan kleinigheden, futiliteiten, of onnozelheden. ‘De algemene strekking van mijn kritieken heb ik nergens hoeven te veranderen,’ trommelde hij zich eens op de borst. Het klonk niet erg, deze roffel. Wat er niet is, hoef je niet te veranderen.