Afgeprijsd
C.M. Geerars schreef een niet erg vlot leesbaar maar wel zeer informatief proefschrift over Hubert Korneliszoon Poot (1689-1733) (De Slegte, 527 p., f 29,50). In 1810 schreef Jeronimo de Vries dat door Poot ‘een morgen- en avondstond met de juiste en eigenaardigste kleuren ons voor oogen is gesteld’. En misschien is ook voor de twintigste-eeuwse lezer de boer-dichter Poot wel vooral leesbaar in zijn natuurimpressies. Wy zien de schemeringen/Verdikken, daer ne staen,/ Alrede heft de gulde maen/ Haer horens op, en rukt ter baene in haere kringen. Hoe rust het hangend looft Der luisterende boomen!/ Geen wint beroert de vlakke stroomen./ Het slaeperige velt wart blint en stom en doof. Maar afgezien van ons eigen oordeel: door tijdgenoten werd hij als groot poëet beschouwd. Alleen al uit dien hoofde heeft hij Geerars studie verdiend.
Meer natuurpoëzie in The Penguin Book of Bird Poetry (Martyrium, 361 p., f 7,90). Prachtige Engelse vogelgezichten, van de tiende eeuw tot nu. Shakespeare bezong de koekoek en de uil. Bunyan de leeuwerik. Keats de goudvink en Matthew Arnold ving de nachtegaal in zijn verzen: Hark! ah, the nightingale-/ The tawny-throated!/ Hark, front that moonlit cedar what a burst!/ What triumph! hark! -what pain! Vogels van diverse pluimage zijn ook te vinden in het kunstig rond de letters van het alfabet gewikkelde loofwerk in Initials and Decorative Alphabets door Erhardt D. Stiebner en Dieter Urban (De Slegte, 333 p., f 24,50). Niet alleen in de negentiende eeuw hield men ervan letters en initialen half in geboomte en struikgewas te verschuilen, maar Stiebner en Urban laten ook druk begroeide middeleeuwse initialen zien. Initials and Decorative Alphabets biedt een schitterend overzicht van ernst en luim rond ons alfabet door de eeuwen heen. Aardig zijn bij voorbeeld de alfabetische tableaux vivants uit het zestiende-eeuwse Italië. Eenzelfde soort overzicht stelden Philipp Luidl en Helmut Huber samen, maar dan voor Typographical Ornaments (De Slegte, 367 p., f 24,50). Ook hierin wordt enige aandacht besteed aan initialen, maar veruit het grootste deel bestaat uit sierlijnen, jubelkaders, feestelijke onderstrepingen en stempelontwerpen voor prachtbanden. Ook hier weer een historisch overzicht; de reprodukties zijn even helder als in Initials and Decorative Alphabets, en geen van beide boeken mag ontbreken in de verzameling van typografisch geïnteresseerden.
Aan een der grootste verhalenschrijvers uit de wereldliteratuur, Ivan Toergenjev, werd een - nu afgeprijsd - speciaalnummer van Bzzletin gewijd (De Slegte, 72 p., f 4,95). Pierre H. Dubois schreef over Emants en Toergenjev, Karel van het Reve over Vaders en zonen, Jos Radstake over Biesheuvel en Toergenjev. Maya de Vries over de bundel Faust, et cetera. Een mogelijkheid kennis te maken met minder bekende schrijvers uit de Russische literatuur biedt de serie Russische miniaturen (De Slegte, ± 150 p., f 12,90). Bij voorbeeld met Daniil Charms, Aleksandr Vvedenski. Vladimir Kazakov, Alexandr Tarasov-Rodinov en Ivan Katajev. Van de laatste werd een aantal verhalen in de vertaling van Tom Eekman en Charles B. Timmer gebundeld: Melk en andere verhalen. In het vermakelijke titelstuk is een melk inspecteur aan het woord, die vanwege zijn teerhartig karakter ‘kalfje’ wordt genoemd. Sopis ligt de inspecteur achterover in het gras en droomt dat er melk uit de hemel stroomt: ‘een witte stortbui die aarde en hemel verbindt en mij als deelgenoot heeft omvat...’
Zuivelfabriek St. Oda te Sint-Oedenrode is een van de afgebeelde industriemonumenten in Oude Fabrieksgebouwen in Nederland door P. Nijhoff. Een heel aardig overzicht van verschillende aspecten van de Nederlandse industriële architectuur vanaf ongeveer 1800: bouwstijlen, invloed van de gebruiksfunctie op de bouw, huisvesting van arbeiders, toevoerwegen, et cetera (Van Gennep, 247 p., f 24,50). Meer ‘monumentale’ foto's in Jazz. A Photo History, samengesteld door Joachim-Ernst Berendt. De meest trieste plaat vond ik die waarop een vijftal ontroostbare muzikanten van het Paul Whiteman Orchestra aan het graf staan van de ‘young man with the hom’ Bix Beiderbecke. Op de rest van de driehonderdvierenvijftig bladzijden veel muzikale vrolijkheid in swing, bebop, cool en free (Van Gennep, f 29,50).
In 1984 kreeg Hugo Brandt Corstius de P.C. Hooftprijs niet. De regeringsdwaling die daaraan ten grondslag lag leverde een stroom van verontwaardigde stukken op. In De Kroon op het kwetsen is een groot aantal van die stukken gebundeld. Bijdragen van Martin van Amerongen. Wim de Bie. Jan Blokker, Ad Fransen, Nico Scheepmaker, minister Brinkman en Eva Cossee. Een prent van Peter van Straaten brengt de verontwaardiging in beeld: minister Brinkman als de met schrijfpennen doorboorde heilige Sebastiaan (Van Gennep, 158 p., f 6,90).
Richard Wagner was een energiek en hartstochtelijk briefschrijver. Hanjo Kesting koos een aantal epistels, voorzag ze van commentaar en schreef er een inleiding bij: Richard Wagner Briefe (Martyrium, 677 p., f 53,90). Naast brieven aan Franz Liszt en Cosima Wagner nam Kesting ook brieven aan Bismarck, Ludwig II, Baudelaire. Bakoenin, Brahins, Meyerbeer en Nietzsche, die door Wagner op hartversterkende wijze beterschap wordt toegewenst met zijn zorgwekkende ‘zielstoestand’.
Voor wie de tentoonstelling Hard Times in het Van Gogh Museum heeft bezocht en de Engelse sociaalrealistische doeken uit de tweede helft van de negentiende eeuw heeft bekeken: The Pre-Raphaelite Papers belicht kunst uit dezelfde periode die niet in eerste instantie betrokkenheid bij het leven van alledag laat zien (Martyrium, 272 p., f 14,50). The Pre-Raphaelite Papers bevat een veertiental uitstekende artikelen, waarin een aantal zijden van deze stroming in de schilderkunst wordt belicht: de prerafaëlieten en de kritiek, stijl en inhoud, beeldhouwkunst, de aandacht voor middeleeuwse handschriften, Rosetti's muurschilderingen in Oxford, de invloed van de schrijver John Ruskin op de prerafaëliet Burne Jones, et cetera. Fraai geïllustreerd, met voortreffelijk register.
Prachtig is ook A Literary Pilgrim ‘an illustrated guide to Britain's literary heritage’ (Martyrium, 224 p., f 24,90). Op bedevaart naar het geboortehuis van Tennyson, Tintent Abbey waar Wordsworth wandelde, de ‘wuthering heights’ in Yorkshire, of naar Loch Katrine in Perthshire waar Walter Scott zijn The Lady of the Lake situeerde. Een boek om mee te nemen is het niet: het is er te zwaar en te groot voor. Voor de leunstoelreiziger is het ideaal: je geniet de warmte van je eigen kachel en komt toch nog eens ergens.
ATTE JONGSTRA