Een schuldig requiem
Een dame zonder genade in Een zachte vernieling van Hugo Claus
Een zachte vernieling door Hugo Claus Uitgever: De Bezige Bij, 189 p., f 27,50
Carel Peeters
Het negende gedicht van de cyclus ‘Hecate spreekt’ in Hugo Claus' bundel De Wangebeden geeft een bijna volledig portret van deze driekoppige godin. Ze wordt sprekend opgevoerd en heeft het tegen de dichter, van wie ze zegt dat hij haar spiegel is: zoals zij is, is hij ook. ‘Alleen in het onvolkomene/raak ik vol en dik/Schoonheid is geen evenwicht,’ zegt ze. Ze geeft hem wel alles ‘toch laat ik mij niet vangen’: ze wil ‘niet los van mijn schelp,/mijn schaduw, mijn schors’. Ze leeft van wantrouwen (‘van goede trouw krijg ik een maagzweer’) en hij moet maar in zijn bos blijven, want op haar valt niet te bouwen.
Daar waar in Claus' werk in één vrouwenfiguur zowel 1. een mannenverslindster optreedt, die zich 2. nooit volledig geeft, maar zich in haar schelp terugtrekt en die steeds 3. op zoek is naar zichzelf, daar is de driekoppige godin op de achtergrond aanwezig. Het motief is in allerlei variaties vanaf het begin in Claus' werk aanwezig en mondde niet voor niets uit in de meer dan twintig pagina's tellende cyclus, ook in romans als Het jaar van de kreeft. In Een zachte vernieling is ze in zuivere vorm aanwezig in Sabine, een adellijk meisje dat de smaak van Parijs te pakken heeft en haar schoonheid te gelde maakt als fotomodel. André Maertens, de verteller, gaat haar achterna nadat hij haar heeft gezien in het grote huis dat hij als leerling-huisschilder meehielp schilderen. André vertelt het verhaal van zijn Parijse tijd als een herinnering aan de juist gestorven dichter Bernard Waehlens. Hij is directeur van een Cultureel Centrum en staat op het punt om vervroegd met pensioen te gaan. Het bericht van Waehlens' dood roept het begin van die jaren vijftig terug en daarmee ook Sabine, une dame sans merci.
Dat het verhaal in het begin van de jaren vijftig in Parijs speelt onder daar verblijvende Nederlandse en Vlaamse schilders en dichters die zich tooien met de naam ASUR, maakt het onvermijdelijk dat Claus gebruik heeft gemaakt van zijn eigen herinneringen uit die tijd in Parijs, toen hij zich in de kring van Cobra bevond. Het zijn niet Claus' herinneringen die we in Een zachte vernieling te lezen krijgen, maar die van André Maertens, een cynisch en duidelijk teleurgesteld man. De vraag is wel waarom Claus hem zo'n wrang beeld van zijn kunstenaarsvrienden laat geven. Ze worden voorgesteld als charlatans met even pretentieuze als wollige praatjes. Hun blad ASUR staat ‘vol kindertekeningen en versjes zonder hoofdleters’. André komt erbij als een groentje die nog niet eens weet wat ‘experimenteel’ betekent. Hij heeft zijn kennis uit het meerdelige standaardwerk De wonderen van de wereld. Sabine is kind aan huis in het ateliergebouw, maar ze heeft daarnaast haar eigen leven in nog exotischer kringen. André spaart zichzelf niet als het erom gaat de nep van de kunst te tonen die wordt voorgesteld als revolutionaire vernieuwing. Wanneer hij op een dag wat slordige tekeningen maakt, brengt een meisje ze naar een galerie, waar ze onmiddellijk als iets heel nieuws worden gezien. Hij ondertekent ze met het pseudoniem Clarion, zodat zijn vrienden niet weten dat ze van hem zijn. De kunstcriticus Harry van Diest vertelt hem een paar dagen later dat hij een groot artikel in Elseviers Weekblad gaat schrijven over een nieuwe ontdekking van hem: de schilder Clarion. André doet halfhartig mee met de groep; hij doet wel van alles en gaat met ze naar cafés en feesten, maar wat ze in hun hoofd hebben staat ver van hem af: ‘oeverloos gekabbel’ van dichters en schilders die ‘het aangezicht van het universum willen veranderen met de hulp van
Stalin, de kinderen, de schizofrenen, de zondagsschilders’. Hij wil herhaaldelijk terug naar huis en krijgt nachtmerries over zijn moeder die kanker heeft.