Inslaapboek
Met grapjes en anekdotes in gedrukte vorm is het zo dat hoe meer je ervan tot je neemt, hoe zwaarder ze op je maag komen te drukken, terwijl intussen je geest wanhopig rondspartelt op zoek naar iets van houvast. Mijn geheugen beschikt helaas niet over haakjes of uitsteeksels waar bon mots en grappige voorvallen zich moeiteloos aan hechten, klaar om tevoorschijn gehaald te worden als dat nodig zou zijn. Het literair anekdotenboek samengesteld door John Muller ten behoeve van de literaire boekenmaand van De Bijenkorf (f 12,50, alleen in het betreffende warenhuis verkrijgbaar) is dan ook het soort boek dat lang nieuw blijft, omdat het gelezene telkens weer vergeten wordt, althans door mij als iemand die te enen male met anekdotenblindheid is geslagen. Maar onthouden is natuurlijk de bedoeling niet van zo'n boek - het gaat om het bezorgen van luttele ogenblikken van plezier in een verloren minuutje, terwijl je wacht tot de wasmachine uitgecentrifugeerd is of de bestelde taxi arriveert. En dan blijkt ook weer hoeveel van de verstrekte luchtige informatie je eigenlijk toch al wist en ook wel eens te berde bracht, zonder te weten waar het ook al weer vandaan kwam. Onder het trefwoord ‘ogen’ bijvoorbeeld staat: ‘Er schijnt geen enkele oogarts te zijn die beweert dat je door lezen bij onvoldoende licht je ogen bederft. Evenmin is er een oorarts te vinden die bereid is tot de uitspraak dat je door het luisteren naar zachte muziek je gehoor bederft. Maar die eerste stelling: dat lezen bij slecht licht slecht is voor je ogen, wordt door welhaast iedereen aangehangen. Ik vermoed dat die bewering omstreeks 1867 uit de oogheelkunde in de beschaafde conversatie terechtgekomen is.’ Dit inzicht is afkomstig van Henk Broekhuis en je slaat je voor de kop dat je dat had kunnen vergeten. De citaten, aforismen en andere stukjes tekst zijn alfabetisch gerangschikt, een ordening die de schijn van een naslagwerk wekt,
maar het opzoeken van iets is nog niet zo gemakkelijk, omdat de trefwoorden niet altijd even vast verankerd zijn aan de stukjes tekst. Zo kon ik het citaat van A.L. Boom over het tijdverspillen met en verdwalen in encyclopedieën pas na lang bladeren weer terugvinden. Het stond niet onder ‘encyclopedieën’ (daar staat waarom Boudewijn Büch zijn hoofdpersoon uit ‘Het dolhuis’ naar een encyclopedie heeft genoemd); ook niet onder ‘zoeken’ of ‘verdwalen’ (die staan er helemaal niet in) en uiteindelijk vond ik het onder ‘bladeren’. Een illustratie van hetzelfde gedoe als wat A.L. Boom beschrijft: je zoekt iets, komt intussen wat anders tegen, slaat een zijpad in, blijft hangen, denkt ‘hé, dat is interessant, even lezen’ en voordat je het weet is er weer een uur om. Nog een voorbeeld dan. Onder het hoofd ‘Medemens’ vinden we een stukje uit een dubbelinterview met Carmiggelt en Reve. Max van Rooy vraagt wat het beste politieke systeem is voor een schrijver. Carmiggelt: ‘Gewoon met rust gelaten worden, dus het systeem waarin we hier in Nederland leven.’ Reve: ‘Ik dacht dat het beste een min of meer liberaal-kapitalistisch systeem is, waarin de mensen die de medemens gelukkig willen maken, zo min mogelijk kansen krijgen.’ Over het boek versnipperd zijn de quizvragen, gemarkeerd met een Q. Ook dit leidt weer tot dwangmatig bladeren, want de antwoorden staan gegroepeerd onder het hoofdstuk Q (en niet, wat handzaam zou zijn, eenvoudig achterin). Elke keer als ik een vraag tegenkom in de trant van: ‘Welke schrijver werd door zijn uitgever gecondoleerd, toen hij niet voor de Ako-prijs genomineerd bleek te zijn?’ denk ik eerst: wat kan mij dat schelen, maar dan zoek ik het toch maar even op. Het was Peter Andriesse. Toch leuk om te weten.
BR