Marcel Proust leeft!
- ‘Oui, allô!
- Je suis chez monsieur Bernard Pivot?
- Oui.
- Vous étes Bernard Pivot?
- En quelque sorte, oui!
- Moi aussi...
- Vous aussi?
- Oui, je suis le Pivot d'Apostrophes.’
Deze merkwaardige dialoog vormde de inleiding tot de uitwerking van een wonderlijk idee door het Franse maandblad Lire: men ging op zoek naar hedendaagse naamgenoten van beroemde schrijvers. Bernard Pivot, de hoofdredacteur van Ure en de onverwoestbare aanvoerder van de discussie in het wekelijkse (donderdagavond) boekenprogramma Apostrophes, zocht zijn naamgenoot in het telefoonboek en trof een apotheker uit Villeurbanne. Pivot had geluk, want zijn naamgenoot wist wie hij was en keek wel eens naar zijn programma. Dat was wel anders met Marcel Proust, automonteur in Niort, of Pierre Corneille. ‘technicien en téléinformatique’ te Caluire (Rhóne), Albert Camus, ‘agent de maitrise dans Je textile’, in Notre-Dame-de-Bonville of Jean Racine, die werkt in een magazijn voor koperen leidingen. Zij hebben wel eens van hun beroemde naamgenoot gehoord, maar gelezen hebben ze niets van hem. Albert Camus werd op school gepest met La peste, Jean Racine zegt een groot liefhebber van spreekwoorden te zijn, Pierre Corneille werd op school Le Cid (toneelstuk van Corneille) genoemd. Madame de Staël echter is een groot bewonderaarster van haar naamgenoot en vindt het jammer dat haar voornaam niet Germaine is, maar Laurence. De hedendaagse naamgenoten staan in Lire in vol ornaat afgebeeld, terwijl in hetzelfde nummer (maart 1988) een interview staat met Umberto Eco, Alain Robbe-Grillet en een aflevering van de serie over ideale bibliotheken, in dit geval de Fantastische Bibliotheek in negenenveertig titels. Lire is in de goede tijdschriftenwinkel te koop en kost f 11,-.