Armzalig percentage
Maar waarom moet zo'n boek zo gortdroog zijn? Het is natuurlijk buitengewoon verhelderend om te weten - middels scherp getekende landkaartjes - dat de OSP in 1932 afdelingen had in Heerlen, Nieuw-Amsterdam, Oostvoorne en Stadskanaal en dat de RSAP in 1939 met een gemeenteraadslijst in Almelo, Schiedam en Nieuwe Niedorp uitkwam - de vraag rijst meer en meer: wat verrijkt het aan het al bestaande beeld dat revolutionair links in de jaren dertig niet boven een armzalig percentage uitkwam dat door de in 1939 ministerszetels halende SDAP weggelachen kon worden? Hoeveel levendiger zijn niet De Kadts memoires over die periode. Daar gaan mensen leven, zelfs als ze onrecht wordt gedaan.
Waar het in Linkssocialisme tussen de wereldoorlogen aan ontbreekt is de uitstraling die deze relatief kleine partijen hadden. Een voorbeeld. Jarenlang tekende zekere Holz of Hölz, naar ik eens hoorde een Duitse emigrant, de voorpagina van Sneevliets blad De Nieuwe Fakkel. Over Hölz komen we niets aan de weet. In het - slecht geredigeerde - personenregister komt hij niet eens voor. Pieterson en Eekman beoordelen een beweging naar het verkiezingspercentage. De invloed van OSP en RSAP reikte verder. Geert van Oorschot was lid van de OSP en dichtte toen:
Colijn, Colijn, jij man van oorlogsschepen,
jij makelaar in vers Javanenbloed.
jij moordenaar, jouw aard is fijn geslepen.
jouw God en Heer is groot en goed.
Of Van Oorschot voor dit gedicht of voor iets anders opruiends in 1932 is veroordeeld, weet ik niet, maar veroordeeld is hij. Op de aanhang maakte het indruk.
Pas op, Colijn, wij staan tot vechten klaar.
Wij zullen álles, álles, álles wagen,
tot onze klasse bloedig zegeviert,
al wacht ons de Dood: Wij zullen blijven dragen:
de rode vlag, die overwinning viert.
Zo ging Geert van Oorschot toen verder. Later ging hij verder op een andere weg, die Nederland cultureel niet armer heeft gemaakt. Ik bedoel: is de latere Van Oorschot weg te denken van zijn vroege periode?
Toen Ger Harmsen, Rudolf de Jong en ik in 1965 een beelddocumentaire De taaie rooie rakkers schreven, was het oordeel van Jacques de Kadt in Hollands Maandblad niet mild. De te rooie samenstellers hadden de balans scheefgetrokken door het accent op uiterst links te laten vallen. Een curieuze maar daarom niet onjuiste mening van De Kadt die zelf pas omstreeks 1948 zou gaan meedraaien in de hoofdstroming, de Partij van de Arbeid.
Wat de auteurs van 1965 behalve hun eigen voorkeur bewoog, was uiteraard ook dat die hoofdstroming zo oeverloos saai was geworden. Al die brave SDAP-wethouders en leden van Provinciale Staten. Er zat geen spatje opwinding of revolutionair verzet meer aan. Het zwaaien met vaandels en fakkels was bij hen al lang tot een postchristelijk ritueel verworden.
Want Van Oorschot als cultureel verschijnsel, wortelend in het linkssocialisme, stond niet alleen. Ik noemde Maurits Dekker al die ook hoogst interessante boeken schreef. Jacques Gans past in de rij. Hij begon in de communistische partij maar kwam - korte tijd - bij Sneevliet terecht en schreef een vlammende aanklacht tegen de Moskouse Derde Internationale. Jan Mens - later een successchrijver met zijn Griet Manshande-trilogie - sympathiseerde met de OSP zoals de uitgever Emanuel Querido, de Multatuli-kenner Rob Nieuwenhuys, en de psychiater Herman Musaph. Mijn rijtje is nog lang niet uitgeput. Nico Engelsman, de oprichter van het COC, komt uit de Sneevliet-beweging en was secretaris van de Leninistische Jeugd Garde totdat hij aan Sneevliet vertelde dat hij meende beter werk te kunnen doen voor een andere onderdrukte groep: de homofielen. Louis Bouwmeester trok zijn beurs als Sneevliet geld nodig had voor een verkiezingsactie en Willem van Iependaal, die voordat hij sappige verhalen over de onderwereld schreef ontroerende verzen dichtte, kwam uit de Sneevliet-kring in Rotterdam. Op wat zwaarder niveau moet ik Frank van der Goes, de tachtiger die tot op zeer hoge leeftijd actief bleef, noemen. En, hoe anders ook gevormd. Sal Santen, die wel in de praktijk brak met de revolutionaire beweging, maar niet in de essentie van zijn literaire werk. Mohammed Hatta stond op de kandidatenlijst van de OSP, de latere journaliste Gerda Brautigam was er lid van en de romancier Albert Helman kwam bij Sneevliet over de vloer. Er loopt bovendien - een geschiedenis die we nog te lezen zullen krijgen - een interessante lijn vanuit deze ongeduldige en militante stroming naar redactie en medewerkers van het illegale Parool.
Van Meijer Bleekroode hing onlangs mooi werk in het Joods Historisch Museum. Bleekroode, die in de oorlog omkwam, maakte eerst affiches en tekeningen voorde SDAP; na 1932 ging hij voor de OSP werken. Zijn naam komt evenmin voor in het onderzoek van Eekman en Pieterson. Wat zij doen is een beweging afmeten naar de omvang middels ledenaantallen en stemmencijfers. Saaier kan het al niet.