Schatplichtig
Het debuut Komgrond van de zevenentwintigjarige Marc Reugebrink is een bundel die moeiteloos model kan staan voor al die hermetische kunstenmakerij. Het is saai, behoudend, overacademisch, onuitnodigend en klein. Voor alle duidelijkheid: wie Komgrond begint te lezen, ziet onmiddellijk dat Marc Reugebrink geen dilettant is. Hij is namelijk óók zo'n dichter die de recente Nederlandse poëzie op zijn duimpje kent en daar vaardig blijk van geeft; uit zijn gedichten spreekt een niet te ontkennen mate van doordachtheid en vakmanschap. Maar, alle vakkundigheid ten spijt: een eigen toon is er ook in zijn geval weer geheel bij ingeschoten; Komgrond is een keurig bouwpakketje van een volstrekt onorigineel hermetisme.
Marc Reugebrink
Tot in zowat ieder detail zijn thematiek, woordkeus en vorm te herleiden tot die van beurtelings Gerrit Kouwenaar en Hans Faverey. Behalve dat ook Reugebrink veelvuldig met wit, leegte, verdwijning en wat al niet meer in de weer is (‘Wit is wachten op een woord’, ‘de stilte in de dingen’, ‘Nergens een houvast om te verdwijnen’ en ‘Niets meer aanraakbaar / is hier nu afgelegd / wat allang was verdwenen’), toont hij zich schatplichtig aan Faverey door het licht ontregelende gebruik van het wederkerend voornaamwoord zich. Reugebrink schrijft: ‘(...) van dagen geweken! bestaat zich de tijd’ en ook: ‘spoor dat zich wegrijdt / aarde die leegraakt’. Deze regels roepen onmiddellijk de stem van Faverey in herinnering. ‘Alles zo vanzelfsprekend dat het zich bestaat,’ schreef deze, zoals hij ook schreef hoe ‘(...) het zich begeeft’ of hoe ‘rook zich inhaleert’. Afgezien van het syntactische experiment bij Faverey (‘Ik deed zoals het zich gedaan wilde zijn’) is in zijn gedichten semantisch gezien heel wat aan de hand: het wederkerig ‘zich’ laat subject en object met elkaar vervloeien en vat, zoals Maarten van Buuren het in een goeddeels aan Faverey gewijde aflevering van De Revisor uitdrukte, ‘het wezen van de onteigening (...) kort en bondig samen’. En, voeg ik eraan toe, als er nu iets is dat deze onteigening in de weg staat, dan is dat wel de tijd, het verloop ervan - het gedicht is er dan allereerst om de tijd te bezweren, te laten verstenen: ‘Ik adem op // het lukt: de wereld valt stil,’ aldus Faverey.
Tijd is de voorwaarde voor en bestaat tegelijkertijd bij de gratie van beweging - het is een moeilijk te scheiden tweetal. Als Marc Reugebrink nu Favereyiaans schrijft dat de tijd ‘zich bestaat’, ontneemt hij aan de tijd zijn lineariteit en maakt er een in zichzelf besloten fenomeen van. Een woordspelletje: door tijd (door het gebruik van het wederkerige ‘zich’) letterlijk weder-kerend te laten zijn, wordt de voortgang, het verloop, en dus het bestaan ervan opgeheven. Met ‘het spoor dat zichzelf wegrijdt’ toont Reugebrink ons eenzelfde truc. Een spoor ontstaat door beweging maar bij Reugebrink beweegt het spoor letterlijk in afwezigheid - en weer is er het in zichzelf beslotene want bij ‘een spoor dat zich wegrijdt’ stel ik me niet veel anders voor dan dat het spoor zich oprolt.
Beweging lijkt slechts te dienen als instrument tot verdwijning, terwijl tijd in Reugebrinks gesloten gedichten verbrokkeld wordt en tot roerloosheid omgedoopt kan worden - totdat ieder bewegen gelijk aan stilstand is geworden. Waarmee we zijn aanbeland bij Zeno's paradox die reeds lang prominent aanwezig is in het werk van Hans Faverey en die ook Marc Reugebrink op zijn repertoire heeft genomen. ‘Want alleen wie schrijft kan zich bewegen,’ schrijft hij in het gedicht ‘Paralyse’ (en paralyse betekent verlamming). Die beweging van de schrijver bestaat dan, o paradox!, uit ‘indrukken / die haast niets wegen’. Door het schrijven exclusief aan beweging te koppelen en met deze beweging roerloosheid te willen bewerkstelligen, sterker nog, door met het geschrevene een letterlijke roerloosheid te willen presenteren, geeft Reugebrink zich over aan wat Faverey in een gedicht eens ‘zenopraat’ heeft genoemd. In Komgrond staat dat ‘de wereld klopt zonder bewegen’ - maar dát de wereld bewegingloos klopt is nu juist te danken aan de beweging van wie schrijft.