Ierse kinderjaren
Honderdveertien meer en minder bekende Ieren schreven over hun jeugd
An Irish Childhood Samengesteld door A. Norman Jeffares en Anthony Kamm Uitgever: Collins, 384 p. Importeur Nillson & Lamm, f 61,50
Jan van der Vegt
Honderdveertien prozastukken en gedichten hebben Jeffares en Kamm bijeengebracht in hun bloemlezing An Irish Childhood. De titel suggereert dat dit vele een beeld zal oproepen van hoe het is een kind in Ierland te zijn, maar daarin is die titel wat misleidend. Dat maakt de inleiding al in de eerste regels duidelijk: de samenstellers hebben gezocht naar wat Ieren over de kindertijd kunnen vertellen, die van henzelf of die van anderen. Dat is niet hetzelfde als ‘Ierse kindertijd’.
Wat verstaat men onder ‘Ieren’? Uit de biografietjes onder de bijdragen blijkt dat de samenstellers dit heel ruim hebben opgevat; om maar zoveel mogelijk auteurs onder die vlag te kunnen verzamelen? Cyril Connolly staat er bijvoorbeeld bij. De toch heel ruimhartige Biographical Dictionary of Irish Writers van Brady en Cleeve (1985) noemt hem niet. Zijn moeder was een Ierse, maar zijn vader een Engelsman, en zijn verhaal in de bloemlezing gaat over een zeer Engelse school. Maar in het algemeen kan men zeggen dat de schrijvers van wie bijdragen zijn opgenomen op z'n minst uit Ierse ouders zijn geboren, zij het soms ver van Ierland vandaan.
De samenstellers zijn ook ruim geweest wat de aard van de bijdragen betreft, en dat is de bloemlezing zeker ten goede gekomen. Ze opent met een fragment uit een van de oude sagen en er staat een aantal gedichten in, zoals Russell's droom over een eeuwige jeugd en Kennelly's tot sonnet gecondenseerde woede over een sadistische priester-leraar. Van de belangrijke Ierse schrijvers zijn de meesten vertegenwoordigd met fragmenten uit autobiografie of memoires, maar er staat ook werk in van tientallen auteurs buiten de bellettrie: een kampioen in de ruitersport, een bioloog, musici, geestelijken, politici. Een aantal van hen is gevraagd speciaal voor dit boek over hun jeugdherinneringen te schrijven, en een van die geïnviteerden is Caragh Devlin, een zeventienjarig schoolmeisje uit Belfast. Zij vertelt met zo'n aantrekkelijk mengsel van laconieke afstandelijkheid en naïviteit over haar aardige ouders, dat men moet hopen dat ze blijft schrijven, al is een ongelukkige jeugd blijkbaar niet háár goudmijn.
Of de samenstellers met dit boek toch iets van een typisch-Ierse jeugdervaring wilden laten zien, wordt noch uit hun inleiding noch uit de bloemlezing zelf goed duidelijk. Cecil Day Lewis is in Ierland geboren, maar is vanaf zijn eerste jaar in Engeland opgegrocid. Bridget Boland vertelt een mooi verhaal over haar kindertijd in Frankrijk. Bij zulke bijdragen lijkt het adjectief ‘Iers’ weinig relevant. Maar daar wegen de verhalen van Peig Sayers en Maurice O'Sullivan tegenop, twee auteurs van de Blasket Eilanden, die generaties geleden een kweekplaats waren van vertellers in het Gaelic. In hun boeken weerspiegelt zich een authentiek Ierse levensstijl.