Het taboe op groen, rond en schuin
Carel Blotkamp over het verschil tussen Mondriaan en Mondrianesk
Mondriaan in detail door Carel Blotkamp Uitgever: Veen/Reflex, 157 p., f 38,50
Els Hoek
Mondriaans kunst heeft zich ‘losgezongen’ van haar betekenis, vermeldt de achterkant van Carel Blotkamps Mondriaan in detail. Je ziet het gebeuren. Een zaal met schilderijen van een zuivere toon en PANG! Het ‘plaatje’ wordt opgeraapt en laat zich zó oppoetsen dat het overal kan worden opgeplakt. De scherven betekenis blijven liggen - voor stoffer en blik?
‘Je begrijpt dat mijn werk niet alleen bestaat in dingen maken: er zit veel meer aan vast. (...) Ik begrijp niet hoe je tot het traditionele idee komt om bouwen en schilderen te scheiden! Ook om persoon en idee te scheiden.’ Zo veegde Piet Mondriaan in het najaar van 1922 architect J.J.P. Oud de mantel uit. Oud omarmde Mondriaan als vriend en als schilder - zolang hij maar afbleef van architectuur. Hij bewonderde de schilderijen als schilderijen, lós van de denkbeelden waaruit ze ontstonden en zonder, zoals Mondriaan bedoelde, hun extreme stellingname door te willen trekken naar zijn eigen vakgebied.
Mondriaans levensbeschouwing (theosofie) en theorie (neo-plasticisme) zijn tere punten. De huivering die Oud voelde is in de loop van de jaren uitgegroeid tot angst, met als gevolg, onwetendheid en banalisering. Men ziet roodgeel-blauw: een Mondriaan!, proeft een sfeer als die waarmee frisdranken worden aangeprezen en zegt al even snel als dat zo'n blikje koelhelder wordt leeggeslurpt: I love Mondrian! Misschien weten veel mensen niet dat ‘houden van’ ook bij kunst niet geheel vrijblijvend is en bedoelen ze eigenlijk: Mondrian loves me!; hij houdt me warm, draagt mijn boodschappen en zijn kleuren ontvangen me wanneer ik thuis kom.
Vormden Hema-sjaals en Ikea-meubels met Mondriaan-motieven de aanzet voor Blotkamp om te proberen de brokken te lijmen, of waren het Mondriaans woorden aan Oud? Geen van beide, denk ik. Toen hij er een kleine twintig jaar geleden mee begon keek hij eenvoudigweg naar de schilderijen. Die mogen op een foto zo uit de machine lijken, in het echt tonen ze stuk voor stuk een gevecht met de verf: laag over laag; een vlak van links naar rechts gestreken, een ander van boven naar beneden; gemier bij de lijnen en aan de randen van het doek. Als het alleen om het plaatje ging had Mondriaan niet zo'n moeite hoeven doen.
Als kunsthistoricus (toen aan de Rijksuniversiteit van Utrecht, nu hoogleraar aan de Vrije Universiteit in Amsterdam) verwonderde Blotkamp zich over Mondriaans ontwikkeling en over de positie als eenling die hij, ook tijdens zijn leven al, voor zich had weten op te eisen. De landschappen uit de begintijd zijn allesbehalve revolutionair; voor de beroemde Rode molen spiekte Mondriaan bij Jan Sluyters, later was zijn buurman Picasso, Braque. En de eerste ‘echte’ Mondriaans werden geboren in de context van De Stijl.
Natuurlijk was er in 1970 op deze punten al aardig wat veldwerk verricht. De Canadese kunsthistoricus Robert Welsh had de vroege periode ontgonnen. Martin James uit New York legde de link tussen Mondriaan en het symbolisme, en in H.L.C. Jaffé's proefschrift over De Stijl streed Mondriaan, samen met Theo van Doesburg, aan het hoofd van een peloton schilders en architecten voor een wereld zonder grenzen. Maar het onderzoek was óf alleen voor vakgenoten (feiten, data), óf zo breed en algemeen beschouwend dat het als een mist vervluchtigde boven de koude grond van het clichébeeld. Mondriaan bleef van eenzame hoogte bestraffend neerzien op schorriemorrie dat het waagt zelfs maar aan groen, rond of schuin te denken.
Dit clichébeeld had zelfs tastbare bewijzen: bloedeloze architectuur en doodse vormgeving afficheerden zich, onder de noemer van Nieuwe Zakelijkheid (nota bene een term van Oud!) of Functionalisme, als de ware erfenis van Piet Mondriaan. Tegensputteren? Weinig kans.
De tweede generatie Mondriaan-kenners - naast Blotkamp Joop Joosten (Stedelijk Museum), Herbert Henkels (Haags Gemeentemuseum), Yves Alain Bois (Parijs) en Nancy Troy (Chicago) - speelde het slim. Geen overhaaste coup op het bestaande beeld maar een stroom gedegen artikelen over een beperkte periode, een aspect, contact of over een enkel schilderij, in vaktijdschriften. Nu is de tijd rijp om dat ‘kleine grut’ - bewerkt, gebundeld, in een verband geplaatst - voor een breder publiek toegankelijk te maken. Strijd op de vierkante millimeter én blik voorbij de einder; kennis en beschouwing in één.