Gluren bij de buren
Het zuurzoet venijn van J.J. Peereboom
Een man aan de deur door J.J. Peereboom Uitgever: De Arbeiderspers, 227 p., f 36,50
Diny Schouten
Als je maar goed genoeg kijkt, ziet het gewone er gek uit. Of, zoals J.J. Peereboom iemand laat opmerken in Een man aan de deur: ‘Als je je concentreert wordt het vanzelfsprekende verbazend.’ ‘Gek’ en ‘verbazend’ zijn om te lachen, dat heeft J.J. Peereboom in zijn nieuwe roman goed gezien. Er valt om Een man aan de deur zeer hartelijk te lachen, zij het met lichte gegeneerdheid. Zó mensen het ooit verdienen dat ze uitgelachen worden, níét de vier vlotte Larense echtparen, haute bourgeoisie, die Peereboom als zijn studieobjecten heeft gekozen. Het is harteloze vivisectie die hij pleegt: hij vilt ze levend. Het kan zijn dat hij daarbij zowel het gelijk als het recht aan zijn kant heeft, per slot zijn het zijn eigen scheppingen. De medeplichtigheid van de lezer is problematischer. Wat is er zo ontegenzeggelijk funny aan dat acht brave Nederlanders die onder alle omstandigheden hun fatsoen bewaren, die hun overspel eerlijk opbiechten aan de man of vrouw met wie zij hun leven delen en die op tijd hun belasting betalen, met kennelijk plezier in schijfjes worden gesneden ter meerdere glorie van de menswetenschap?
Ook Peerebooms vorige boek, Honkman's reizen, was een ‘social comedy’. Ik vond die tobberige ‘midlifecrisis-roman’ niet zo verschrikkelijk leuk, ondanks 's schrijvers onmiskenbare bedoelingen in die richting. Misschien kwam het doordat Honkman als ik-personage zelf zijn beklag deed over zijn geestelijke immobiliteit. Zijn Walter Mitty-dromen over hoe alles ook heel anders had kunnen zijn, benadrukten het zielige wat te veel ten koste van het komieke. De afstandelijkheid van de derde per soon die Peereboom koos voor Een man aan de deur, is vileiner en daardoor dodelijker. Een bijkomstig voordeel is dat het aan de schrijver minder gelegenheid biedt om zich achter zijn personages te verschuilen. Niet dat Peereboom bereid is het achterste van zijn tong te laten zien, maar af en toe vangt de lezer toch een glimp op van zijn zuurzoet venijn. ‘Die lui deugen niet, ook al is er zo op het oog niets mis mee’: je hoort het hem denken.
Het echte ‘verbale fileren’ wordt echter overgelaten aan de hoofdrolspelers zelf, via een vermakelijk soort gluren-bij-de-buren-procédé. Elk hoofdstukje verhuist in optiek van buur tot buur. Wat de zaak boven Peyton Place verheft is de tot nadenken stemmende demonstratie van wat Bredero al zei: ‘Al sietmen de luy, men kensse niet.’ Dat is ook zo ongeveer het ideetje van televisieregisseur Nico Steene, die van plan is om najaren van een comfortabele baan als inkoper van documentaire buitenlandse series - zo'n functie heeft bij de omroepen ongetwijfeld een sjiekere naam - zijn omgeving maar vooral zichzelf wil bewijzen dat hij ook ‘creatief’ nog zijn mannetje staat. Een afspraak voor de draaidatum is gauw gemaakt, het concept iets minder snel bedacht, maar Steenes onderwerp belooft veel: ‘De vrije mens’, ofwel: ‘Is de vrije mens vrij, of doet hij maar zo.’ Nico vreest wel even dat zijn ‘thema’ gezien zal worden als zielige onzin, maar het hoofd van de afdeling Documentaire Programma's betoont zich tevreden, al is dat dan minder om het idee zelf dan om een ooit genomen ‘principebesluit’ dat er geen dure reizen aan verbonden mogen zijn. Aldus begint Nico aan zijn zelfopgelegde taakje, zijn dorpsgenoten te vragen naar hun opinie over het probleem van ‘de vrije mens’. Dat alles onder het motto: ‘Weten wij wel wat zich onder onze neus afspeelt.’ Het komieke van het eerste hoofdstukje, waarin wij deze Nico leren kennen als een wat vage, vriendelijke man die de hinderlijke eigenschap heeft zijn zinnen niet af te maken, is dat zijn echtgenote Heleen ziet wat Nico niet ziet, al speelt het zich pal onder zijn neus af: zij kent hem beter dan hij haar, laat staan zichzelf, laat staan zijn buren. Zijn pretentie om met zijn programma het onderscheid te laten zien
tussen wat mensen zeggen en wat ze doen, wordt daarmee een beetje phoney, al gaat Heleen te zorgvuldig met haar huwelijk om om die gedachte uit te spreken.