Ook hartsvriendinnen hebben hun problemen
Vrouwenvriendschappen nader beschouwd
Bittersweet Facing up to Feelings of Love, Envy and Competition in Women's Friendships door Susie Orbach en Luise Eichenbaum Uitgever: Century, 178 p. Importeur Van Ditmar, f 40,80 In het Nederlands vertaald als Van vrouw tot vrouw Uitgever: Bert Bakker, 180 p., f 24,90
Liesbeth Koenen
Een hartsvriendin? Weet waar u aan begint. Sinds een jaar of tien loopt het niet meer zo soepel tussen dikke vriendinnen. Want sinds die tijd moeten wij dames kiezen tussen carrière maken of kinderen krijgen. Daarom zijn we jaloers als onze vriendin een vriendje krijgt, of een baby, of een leuke baan. En dan gaan er ineens allemaal nare negatieve gevoelens een rol spelen in onze ooit zo perfecte verhouding met een andere vrouw. Maar er is hoop: vertel Marie of Els of Pia wat voor secreet u haar de laatste tijd vindt, en alles komt weer goed.
Toegegeven, bovenstaande samenvatting van Bittersweet, Facing up to Feelings of Love, Envy and Competition in Women 's Friendships van de hartsvriendinnen Susie Orbach en Luise Eichenbaum is wat gechargeerd, maar erg veel meer valt er op die 178 pagina's nu toch ook weer niet te lezen. Susie Orbach zou u overigens kunnen kennen van het boek Fat is a Feminist Issue, in het Nederlands vertaald als Mooi dik is niet lelijk.
Het boek gaat alleen over vrouwen van tussen de 25 en de 40: de eerste generatie pilsliksters, die zich dus niet kan spiegelen aan moeder, maar door moeder nog wel gewoon ‘klassiek’ is opgevoed. Voor Orbach en Eichenbaum staat onomstotelijk vast dat die opvoeding de grote boosdoener is. Die maakt dat we de grens tussen onszelf en anderen niet goed kunnen trekken. Dat hebben we niet geleerd. Vrouwen halen hun gevoel voor eigenwaarde uit het ‘opgaan in anderen’. Merged attachment, is het toverwoord dat telkens opduikt. Omdat we daaraan lijden kunnen we niet in opstand komen tegen onze vriendinnen, dat zou immers zijn of we onszelf verwijten maken.
Susie Orbach
GERHARD JAEGER
Sceptisch ben ik vooral over de algemene geldigheid van een dergelijk beeld. Er zullen vrouwen zijn voor wie dit alles opgaat, maar mij maak je niet wijs dat we allemaal hetzelfde zijn. Bovendien zie ik uiteindelijk ook niet veel verschil tussen de problemen van hartsvriendinnen zoals Orbach en Eichenbaum die schetsen, en de problemen die gewone gelieven kunnen krijgen. Wie zich sterk betrokken voelt bij een ander zal geregeld tegen sterke gevoelens van allerlei aard aanlopen. En dan doet het er helemaal niet zo veel toe of die ander een vriend, een vriendin, een echtgenoot, een kind of een broer is. Nieuw lijkt me de ellende waar Orbach en Eichenbaum over spreken nauwelijks. De verwijdering tussen verknochte vriendinnen als een van tweeën een vriendje krijgt is zelfs niet anders dan klassiek te noemen. Een echte oplossing zou ik er niet voor weten. Zij trouwens ook niet. Met hoe meer mensen je een hechte band hebt, in des te meer stukjes zul je jezelf moeten verdelen. En als er eentje bij komt (vrijer, baby, andere vriendin) blijft er minder over voor de rest. Dat die rest daar niet altijd op zat te wachten haalt je de koekoek. Maar met een beetje geluk went iedereen min of meer aan de nieuwe omstandigheden. En een hartsvriendin die als een gek aanrent achter de eerste de beste knul die ze tegenkomt, en ook na de romantische beginperiode wegblijft, dat was een vriendin die je helemaal niet wilde hebben. Maar goed, het is denk ik inderdaad zo dat er met de komst van de carrière-voor-vrouwen een extra kaper op de tijd- en energiekust gekomen is. Of dat nu direct zorgt voor een competitie waar het harder, of in ieder geval anders, toegaat dan in de vroegere mijn-was-is-witter-dan-de-jouwe-wedstrijden tussen huisvrouwen, zou ik niet durven zeggen. Bij veel van de ‘vriendschapsgevallen’ die Orbach en Eichenbaum bespreken kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat het veel eerder om practische dan om gevoelsmatige problemen gaat.
Fatsoenlijke kinderopvang òf een hulp in de huishouding zouden daar meer oplossen dan moeilijke gesprekken.
Ik verzet mij tegen de, overigens veel te wijdverbreide, gedachte dat een probleem uitspreken hetzelfde is als een probleem oplossen. Ik beweer niet dat ‘praten niet helpt’, maar zou het misschien niet zo zijn dat sommige problemen onuitgesproken blijven juist omdat er geen oplossingen voor bestaan? Iemand die werkloos, kinderloos en manloos thuiszit zal allicht meer behoefte hebben haar vriendin-met-baan-en-gezin te zien dan die vriendin kan opbrengen. Haar vertellen dat je je daar zo ‘gekwetst’ of ‘veronachtzaamd’ van gaat voelen kan mijns inziens hooguit averechts werken. En soms, het is hard maar waar, groeien mensen nu eenmaal uit elkaar. En alweer: dat geldt bepaald niet alleen voor vriendinnen. Het leven is nu eenmaal niet perfect.
Opvallend is overigens dat zoveel ‘voorbeeldvrouwen’ over wier vriendschap in dit boek verhaald wordt uit de therapeutische hoek komen. Logisch dat de schrijfsters daar nogal wat mensen kennen, - ze stichtten zelf een Women's Therapy Centre in Londen en later nog een in New York - maar laten ze toch alsjeblieft niet propageren dat de hele wereld zo met elkaar om moet gaan. Of verdwijnt bij de meeste mensen hun jaloezie echt als sneeuw voor de zon zodra ze vertellen dat ze jaloers zijn? Ook mijn wereldbeeld is beperkt, maar ik kan het me echt niet voorstellen.
■