Voorheen de koloniën
In dit Australië-jaar een heel bijzonder boek over Australiërs die in 1930 de onontdekte hoogvlakten van Papua New Guinea koloniseerden. First Contact door Bob Connolly en Robin Anderson is de prachtige beschrijving van Dan en Michael Leahy die een plantage aanlegden, de bevolking brutaliseerden en talloze foto's achterlieten van het eerste contact tussen de inheemsen en de kolonisten. Tot op heden is het een bijna onbespreekbaar geheim dat Michael Leahy een kind verwekte, maar niet wettigde; de nakomelingen van deze ‘halfbloed’ vertellen het treurige verhaal zoals de schrijvers ook andere overlevenden uit die ruwe jaren dertig interviewden. Dit uitstekende boek is niet in nostalgie gedrenkt, maar stelt de Papua's centraal. De talloze goed afgedrukte foto's maken, met de tekst, dit boek heel bijzonder (Viking Penguin. Gebonden, f 61,30).
Ook over Nieuw-Guinea (Baliem Vallei) gaat Under the Mountain Wall van de bekende naturalist-explorer Peter Matthiessen. Twee seizoenen lang leefde hij tussen oorlogvoerende groepen inheemsen; het verslag gaat vooral over het krijgsbedrijf. Het is iets aan de lange kant, maar voor geïnteresseerden onmisbaar (Penguin Travel Library, f 24,50). En uit dezelfde regio stammen de foto's van de broers Alfred en Walter Burton die in 1866-1899 in Nieuw-Zeeland de Maori's fotografeerden. Vooral Alfred maakt bijzondere foto's; hij breidt zijn werkterrein bovendien uit tot de eilandenrijken in de Pacific en tot Fiji. Samoa en Tonga. Deze antropologisch nog altijd zeer interessante foto's zijn nu verschenen in een editie van Hardwicke Knight e.a. onder de titel De Burton Brothers. Deze Nederlandstalige editie is rijk aan beschrijving en illustratie. De prijs is laag voor dit type boek (Uitgever Fragment, Amsterdam, f 30,-). Minder interessant vond ik Christina Dodwells reisverslag In Papua New Guinea (Picador, f 21,95). Ze mist de antropologische voorkennis waar zonder een goed reisboek tegenwoordig niet meer geschreven kan worden. Dat ze ondernemend is en goed tegen vreemde beestjes kan, strekt haar tot eer. Maar het is niet genoeg.
In de serie Landendocumentatie van het Koninklijk Instituut voor de Tropen verschijnen korte en bondige boekjes over verre landen. Indonesië is beschreven door S.J. Keuning en anderen en er staat van alles in dat ik anders altijd uit tal van bronnen bij elkaar scharrel. Fysisch milieu, bestuurlijke indeling, geschiedenis van de twintigste eeuw, demografie en de gevolgen van de kinderrijkdom, cultuurpolitiek, onderwijs, media, economie en nijverheid en dienstverlening worden zakelijk en analytisch beschreven. Zonder pathetiek is het boek politiek kritisch. Wie naar Indonesië gaat, hoort het in de koffer te stoppen. En te lezen (Staatsuitgeverij f 16,50. Ook te bestellen bij Publikatiebureau Koninklijk Instituut voor de Tropen, Amsterdam). In dezelfde serie verscheen eenzelfde handzame publikatie over Niger en binnenkort komt er een over Brazilië. De serie komt tot stand door fusie met de bekende Landenmappen van de Novib.
Een compact geschiedenisboekje over Indië/Indonesië schreef dr. J. van Goor (Hes, f 19,50). Van Goor betrekt de interessante stelling dat we moeten ophouden met het gemoraliseer over het ‘goede’ dan wel ‘foute’ van onze aanwezigheid in Indië. Dat is een zinnig uitgangspunt. Mits moralisme wordt vervangen door politieke scherpte. In een land waar, zoals de gouverneur-generaal Idenburg rond 1915 reeds scherpzinnig schreef ‘de inboorling niets voor ons voelt’, moest iedere bestuurlijke stap dus mede een politieke stap zijn. Dat besef mist Van Goor nu en dan in zijn overigens veelomvattend en toch bevattelijk boekje.
Thailand is nooit gekoloniseerd. Maar de VOC had er wel een handelspost, en legde daarmee de basis voor een relatie tussen Hollanders en Siamezen (Thailand heette vroeger Siam) die vanaf 1600 tot nu duurt. De Thailand-expert Han ten Brummelhuis heeft deze relatie beschreven in het fraai uitgegeven boek Merchant, Courtier and Diplomat dat in opdracht van de Nederlandse regering gemaakt werd ‘in Celebration of His Majesty King Bhumibol Adulyadej's Completion of the Fifth Cycle or Sixtieth Birthday’ (De Tijdstroom. Lochem. f 32,50). In dit rijk geïllustreerde, want goed gesubsidieerde boek staat Thailand centraal en is de geschiedenis van de Nederlands-Thaise relaties ingebed in een contekst van de geschiedenis van een gebied in Zuidoost-Azië. Geen Neerlando-centrische nostalgie dus, goddank.
Zowel de historie van de handelsrelaties als van de diplomatieke verhoudingen is er zakelijk, beknopt en met veel verwijzingen naar oude reisverslagen in weergegeven. Het Nederlandse hart zal het goed doen dat het Thaise irrigatiestelsel van tijd tot tijd Hollandse deskundigheid behoefde. Ten slotte: cultuurpolitiek gesproken is het uitstekend dat Nederland bij de gelegenheid van de verjaardag van de Thaise koning niet met het zoveelste domme, dure relatiegeschenk op de proppen is gekomen, maar een mooi en goed boek heeft gefinancierd waar zowel Thai als Nederlander iets aan heeft. Dat voorbeeld verdient navolging.
Twee vuistdikke delen over India en de ondergang van de beschaving in de wereld schreef Nirad. C. Chaudhuri. Het eerste deel heet The Autobiography of an Unknown Indian (Hogarth Press, f 43,90). Chaudhuri beschrijft zijn leven als Bengaalse jongeman met een fascinerende gedetailleerdheid en scherpte van 1897 tot 1921. Het tweede deel, Thy Hand, Great Anarch loopt van 1921 tot 1952. Een groot criticus van Gandhi en de Engelse dekolonisatiepolitiek, erudiet, bewogen, en scherpzinnig is de auteur, die een bekend schrijver is in Engeland en ver daarbuiten (Deel twee verscheen bij Chatto & Windus, f 94,-). Niet goedkoop, maar voorde werkelijk geïnteresseerden een kostbaar bezit.
In Indonesië ziet iedereen wel een wajangvoorstelling. Maar wie kent het epos Ramayana dat de verhalen levert? Dit hindoe-epos van twee millennia oud is in simpele, aangename vorm in proza herschreven door D.S. Sarma en vertaald door Georges van Vreckhem. In aanleg is deze editie voor de jeugd bestemd, maar iedere leek heeft er een goede introductie aan. Een uitgebreider inleiding had geen kwaad gekund (Ankh-Hermes, f 39,70). De illustraties zijn desondanks heel fraai.
Zuid-Afrika kent behalve blanken en zwarten een groep mensen die op een hoop geveegd is door de Apartheidspolitiek onder de naam kleurlingen. Ze zijn vanwege Botha en de Kleurlingenkamer voortdurend in het nieuws. De geschiedenis van hun politieke bewegingen vanaf 1900 is nu opgeschreven in Between the Wire and the Wall door Gavin Lewis. Degelijk, maar een beetje saai (Uitgeverij David Philip, Cape Town and Johannesburg, f 44,50). De VU Boekhandel, De Boelelaan 1105. Amsterdam, was zo vriendelijk mijn exemplaar te importeren.
TESSEL POLLMANN