Loner
Nixon bracht zijn jeugd door in het dorp Whittier, een Quaker-gemeenschap in Californië. Hoewel Nixon later claimde dat hij in armoedige omstandigheden opgroeide, blijkt uit deze biografie dat dit wel meeviel. Noch rijk, noch arm is de juiste typering en niet zozeer de sociale status maar de vroegtijdige dood op jeugdige leeftijd van twee broers was voor Nixon het meest ingrijpende in zijn jeugd. Na Whittier College ging hij door naar Duke University Law School waar hij dankzij - de door Roosevelt ingesteljfe - overheidsfondsen verder kon studeren. Dezelfde Roosevelt die later onderwerp zou worden van Nixons politieke aanvallen. In zijn ‘Law Study’ kwamen al de kenmerken bovendrijven die hem later in zijn politieke carrière zo zouden typeren. Hij was intelligent, werkte enorm hard, was eerzuchtig en een top-debater, maar had daarnaast weinig contacten, amper vrienden en geen sociaal leven. Kortom, Nixon was een echte ‘loner’.
Dit beeld zou niet veranderen tijdens zijn diensttijd in de Pacific in de nadagen van de Tweede Wereldoorlog. Nixon wist alles tot in de perfectie te organiseren, was een uitstekend officier tegenover zijn manschappen, wist een hecht team te smeden maar bleef eigenlijk alleen. Na de oorlog stelde hij zich kandidaat voor een zetel in het Amerikaanse congres en na een smerige en anticommunistische campagne weet hij zijn tegenstander Jerry Voorhis te verslaan. Nixon zou later verklaren: ‘Of course, I knew Jerry Voorhis wasn't a Communist. But, I had to win... The important thing is to win.’ Nixon ten voeten uit. Hij begon als kersvers lid van het congres in de commissie voor on-Amerikaanse activiteiten onder leiding van de beruchte Joseph McCarthy met een heksenjacht op alles wat naar ‘links’ rook. Nixon wist zich hierdoor in landelijk opzicht duidelijk politiek te profileren en had als extra steun de wind van de Koude Oorlog flink in de rug. Nixon besloot daarom een gooi te doen naar een zetel in de senaat. Kernthema van zijn campagne: de Democraten onder aanvoering van Truman waren ‘too soft on communism’. Het geheel doet enigszins aan als een paradox zeker als men Trumans virulente anti-Russische politiek kent. Via deze agitatie, veel smerige laster, valse beschuldigingen en achterklap lukt het hem om zijn tegenstander uit de Democratische Partij te verslaan en Nixon werd een van de jongste leden uit de geschiedenis van de Amerikaanse senaat.
Senator Nixon was voor zijn samenwerking met McCarthy intussen een ‘national figure’ geworden. Eisenhower besefte dat ook toen hij de presidentsverkiezingen van 1952 inging als kandidaat voor de Republikeinse Partij en een vice-president nodig had. Nixon stond bovenaan zijn lijstje en werd uitverkoren. Maar hij mocht wel het vuile werk in de campagne opknappen. Alle frontale aanvallen op de Democraten werden door hem gedaan waardoor ‘de Generaal’ zelf in de luwte van de politieke strijd bleef. Zo kon Eisenhower zich profileren als een staatsman die boven alle partijen stond. Nixon ging in de campagne zo te keer (zijn opponent noemde hij een lid van de ‘old Al Capone gang’) dat hij later zijn excuses aanbood wat trouwens de enige keer was in zijn hele politieke carrière. Voor Truman hoefde het toen al niet meer. Nixon was een ‘shifty-eyed goddamn liar’ en Eisenhower ‘didn't know any more about politics than a pig did about Sunday’! In dit klimaat won Eisenhower de verkiezingen, Nixon werd vice-president en bleef dat tot 1960.
Hoewel Nixon als vice-president zonder meer een succes was, zou zijn relatie met Eisenhower zich nooit kenmerken door echte hartelijkheid. Voor de buitenstaander misschien vreemd maar voor Nixon die nooit vrienden maakte waarschijnlijk de normaalste zaak ter wereld. Dat betekende echter niet dat Eisenhower geen waardering had voor Nixon. Integendeel, Nixon werd bij alle beraad binnen de regering betrokken en genoot ook het volle vertrouwen van Dulles die op Buitenlandse Zaken zat. Daarnaast realiseerde Eisenhower zich terdege dat Nixon een brugfunctie vervulde tussen de conservatieve en meer gematigde stromingen binnen de Republikeinse Partij. Maar echt klikken tussen die twee deed het niet en herhaaldelijk liet Eisenhower hem dan ook enigszins in de lucht bengelen. Zoals bij de verkiezingen van 1956 toen Eisenhower heel lang weigerde om Nixon in het openbaar tot ‘running mate’ te benoemen. Intern had hij Nixon al als nieuwe vice-president laten vallen maar hij zou er om diverse redenen toch weer op terugkomen. Voor Nixon een deprimerende ervaring. Eisenhowers gedrag deed trouwens sterk herinneren aan zijn relatie tijdens de oorlog met Montgomery en de Gaulle. Hij mocht ze absoluut niet maar moest noodgedwongen met hen samenwerken.
Nixon met Eisenhower, 1952