Taalscepsis ten voeten uit
Ilse Aichinger biedt de lezer weinig handreikingen
De gebondene door Ilse Aichinger Diverse vertalers Uitgever: Meulenhoff, 125 p., f 27,50
Naar de andere oever door Ilse Aichinger Vertaling Frank Schuitemaker Uitgever: De Wereldbibliotheek, 180 p., f 24,50
Wil Rouleaux
Ilse Aichinger is de schrijfster van een klein oeuvre. Ze publiceerde één roman, enkele verhalenbundels, wat gedichten en hoorspelen. De Oostenrijkse schrijfster (1921) is niet alleen de producente van een klein oeuvre maar ook van een eigenzinnig oeuvre, dat moeilijk bij een stroming valt onder te brengen. Haar enige roman. Die grössere Hoffnung, verscheen in 1948, toen binnen het Duitse taalgebied de sociaal-geëngageerde literatuur (‘Trümmerliteratur’) in hoog aanzien stond, waarmee haar poëtische roman bitter weinig gemeen had. Haar latere verhalen heeft men wel tot het surrealisme en existentialisme proberen te rekenen, maar ook die plaatsbepalingen schoten te kort. Behalve een eigenzinnig schrijfster is Ilse Aichinger ook een moeilijk schrijfster, die bijgevolg een kleine lezerskring en geringe oplagecijfers heeft.
Recentelijk is aan Ilse Aichinger de tweejaarlijkse Europalia-literatuurprijs toegekend, en bij die gelegenheid verscheen er een herdruk van haar in 1981 onder de titel Naar de andere oever vertaalde enige roman. Gelijktijdig verscheen er bij uitgeverij Meulenhoff een keuze uit haar verzamelde verhalen onder de titel De gebondene. In deze fraai uitgevoerde bundel staan veertien van Aichingers beste verhalen, waaronder enkele die tot het vaste repertoire van Duitse schoolboeken behoren en die dus een grote bekendheid genieten. Haar beroemdste verhaal is ongetwijfeld ‘Spiegelverhaal’, waarvoor ze in 1952 de prijs van de Gruppe 47 kreeg. In dit verhaal beleeft een zojuist gestorven vrouw haar leven opnieuw, maar nu in omgekeerde volgorde: de dood staat aan het begin en de geboorte aan het einde. De vrouw is waarschijnlijk gestorven aan de gevolgen van een mislukte abortus. Ze belandt echter via het mortuarium weer in het ziekenhuis, waar de doodsstrijd overgaat in afnemende koortsdromen. Vervolgens beleeft ze de periode vóór haar opname in het ziekenhuis, waarna ook school- en kleuterjaren weerde revue passeren. Haar geboorte valt uiteindelijk samen met haar dood.
Van een consequente omkering, nu echter niet wat de tijd betreft, is behalve in het originele en geslaagde ‘Spiegelverhaal’ eveneens sprake in enkele andere verhalen. Bijvoorbeeld in ‘Het raamtheater’ of in ‘Waar ik woon’. In dit laatste verhaal vertelt een vrouw hoe ze oorspronkelijk op de vierde verdieping van een flat woonde, maar via de derde etage in de kelder beland is, waarbij ze echter een angstig uitzicht heeft op uiteindelijke verbanning naar het riool of zelfs naar ‘het binnenste van de aarde’. Van een omkering is eveneens sprake in het titelverhaal van de bundel, ‘De gebondene’, waarin een man bij het ontwaken tot de ontdekking komt dat hij is vastgebonden. Na een korte periode van gewenning wil hij zijn ketens niet meer kwijt; gebonden voelt hij zich vrijer. Hij is ‘de dodelijke overmacht van de vrije ledematen’ kwijtgeraakt, die normaliter ‘de mensen het onderspit doet delven’. Net als Kafka's Hungerkünstler - de parallellen melde Praagse schrijver zijn net als in sommige andere verhalen evident - wordt hij een circusattractie. Uiteindelijk krijgt een vrouw medelijden met de gebondene. Ze bevrijdt hem van de ketens, waarna slechts een leven in eenzaamheid hem lijkt te resten.
Ilse Aichinger schrijft geen traditionele verhalen maar eerder parabels: tijd- en plaatsaanduiding ontbreken, evenals een psychologische motivatie, de inhoud is meestal voor meerdere uitleg vatbaar. Angst lijkt een sleutelbegrip binnen de veertien verhalen, die een duidelijke voorkeur vertonen voor het irreële en absurde. Overigens staan de beste verhalen in het eerste deel van de bundel, ze stammen uit het vroege werk van de schrijfster. De latere verhalen vond ik heel wat minder geslaagd. Deze zijn door het ontbreken van coherente handeling vrij ontoegankelijk, soms zelfs hermetisch. Meestal hebben ze de taalproblematiek als gemeenschappelijk thema. Anders uitgedrukt: ze gaan over de ontoereikendheid van het medium taal. In ‘De dwarsbalk’ (door Wolfgang Hildesheimer ooit een sleuteltekst binnen haar totale oeuvre genoemd) wordt dit heel navrant. De verteller in dit verhaal probeert erachter te komen wat een dwarsbalk is. Hij vraagt enkele personen om raad, krijgt tegenstrijdige informatie, en komt uiteindelijk tot de conclusie dat zowel de verkregen antwoorden als de keuze van zijn informanten ‘volstrekt willekeurig’ zijn. Taalscepsis ten voeten uit met andere woorden. In de twee laatste verhalen uit de bundel, ‘Mijn taal en ik’ en ‘Slechte woorden’, die feitelijk een kleine poëtica vormen, gaat Ilse Aichinger nog eens expliciet op haar verhouding tot de taal in. Aichinger is van mening dat de mensen wat de taal betreft zijn ‘opgezadeld met slecht passende aanduidingen’. Haar late onsamenhangende teksten verdedigt ze als volgt: ‘Niemand kan van me eisen dat ik samenhangen fabriceer zolang ze nog kunnen worden vermeden.’
Ilse Aichingers taalproblematiek is zeker niet origineel. Al vanaf 1900 vormt deze een specifiek en vast thema binnen de Oostenrijkse literatuur en ook filosofie. Hugo von Hofmannsthal en Frits Mauthner waren rond de eeuwwisseling de wegbereiders, Wittgenstein, Karl Kraus en Musil zouden spoedig volgen - en ook na de Tweede Wereldoorlog is het thema allerminst passé: men leze slechts Thomas Bernhard of Peter Handke. In Ingeborg Bachmanns verhaal ‘Alles’ uit de briljante bundel Het dertigste jaar is overigens het thema naar mijn smaak het fraaist verwoord, zowel qua elegantie van taal als wat de scherpte van de gedachten betreft. Met dat niveau zijn Ilse Aichingers late verhalen beslist niet te vergelijken.
De taal speelt ook al een belangrijke rol in Aichingers vroege werk. Daar is ze echter veel minder radicaal en ook positiever over de mogelijkheden van de taal. In haar roman Naar de andere oever, uit 1948 - recentelijk in de voortreffelijke vertaling van Frank Schuitemaker herdrukt door De Wereldbibliotheek - is de schrijfster nog van mening dat het mogelijk is ‘de taal nieuw te leren, zoals een vreemde een vreemde taal leert, voorzichtig, zaam’. Overigens onderscheidt zich gers enige roman eveneens door een hoge moeilijkheidsgraad. Naar de andere oever is het relaas van het halfjoodse meisje Ellen, dat in de oorlogsjaren alleen in de grote stad (vermoedelijk Wenen) leeft. Haar joodse moeder is gevlucht, haar ‘arische’ vader lid van de SA. Toevlucht vindt Ellen bij haar joodse grootmoeder, die echter na verloop van tijd zelfmoord pleegt, en vooral bij haar joodse leeftijdgenootjes. Een poging om aan een visum te komen teneinde zich bij haar moeder in Amerika te voegen mislukt, en als haar vriendjes gedeporteerd worden, staat ze er alleen voor. De hoop laat ze echter niet varen. Vlak voor het einde van de oorlog wordt ze dodelijk getroffen door een granaat.
Ilse Aichinger