Trouwhartige mierenarbeid zonder een greintje visie
De halve geschiedenis van het COC
Cultuur en ontspanning Het COC 1946-1966 door Haas Warmerdam en Pieter Koenders Uitgever: NVIH COC/Rijksuniversiteit Utrecht. 413 p., f 31,50
Gert Hekma
In 1986 bestond het COC, voorheen een afkorting van Cultuur- en Ontspannings Centrum, veertig jaar hetgeen aanleiding was voor verschillende festiviteiten. In het Amsterdamse filmhuis Desmet werd een ‘gay and lesbian filmfestival’ gehouden en in de Meervaart hield Brinkman (‘het gezin is de hoeksteen van de samenleving’) voor de afwisseling een homo-vriendelijk verhaal. Hij bevorderde Nico Engelschman, voorvader en jarenlang voorzitter van het COC, in naam van de koningin tot ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Een jaar na dato brengen de NVIH, het COC en de werkgroep homostudies Utrecht ter herdenking Cultuur en ontspanning. Het COC 1946-1966 uit. Hans Warmerdam en Pieter Koenders van de Utrechtse werkgroep zijn de auteurs van deze halve geschiedenis.
Waarom bewijzen Hans Warmerdam en Pieter Koenders het COC zo'n gedeukte dienst door slechts het halve verhaal te schrijven? Tijdnood, zeggen ze zelf tactvol. Intellectuele zuinigheid, zou ik zeggen. Het ruim vierhonderd pagina's dikke boek is een mistroostige aaneenschakeling van onbenullige feiten en losse citaten die zonder breder verband heel weinig te zeggen hebben. Het lijkt ten onrechte wel of zich tussen het COC en (homoseksueel) Nederland niets heeft afgespeeld. Zo krijgt de NVSH één bladzijde toebedeeld waarin vooral wordt betoogd dat beide organisaties voor seksuele hervorming inderdaad soms samenwerkten. De beroemde brievenboeken van Gerard van het Reve die in de eerste helft van de jaren zestig de storm van de volgende jaren aankondigden, worden niet genoemd. Het Reviaanse ezelsproces krijgt zegge en schrijve één regel toebedeeld, terwijl hier het COC zelf in het geding was: de tekst waar alles om draaide was eerst in de COC-publikatie Dialoog verschenen.
Hoe kun je een boeiende en onstuimige plaatsverandering als die van het COC doodschrijven? Warmerdam en Koenders, beiden historici, geven met dit boek het antwoord: door feit op feit bijeen te vegen en na te pennen in regentesk proza, zonder enige achtergond te bieden of een perspectief te schetsen. Het lijkt wel of ze geen van beiden ooit van sociale, cultuur- of mentaliteitsgeschiedenis hebben gehoord. Door hun angst voor het brede gebaar breken ze af in 1966. Ze hebben de feiten en thema's vlijtig op een rij gezet, maar in de jaren zestig gebeurt er in Nederland iets uitzonderlijks rond homoseksualiteit en dus ook rond het COC, dat hen kennelijk boven de pet gaat. De hele sfeer in de homowereld veranderde toen compleet; de traditionele verhoudingen kwamen op hun kop te staan.
De eerste vijftien jaar was Nico Engelschman voorzitter van de Shakespeare-club en het COC. Onder zijn leiding wilde de vereniging vooral een Nationaal Tehuis zijn voor de homofiel (een woord dat sterk werd gepropageerd door het COC). In de beschutting van zijn club kon de homoseksueel zichzelf zijn, wat in de boze buitenwereld allerminst mogelijk was. In de vereniging kon hij/zij zich laven aan vriendschap, cultuur en ontspanning. Daarbuiten lonkten de minderjarige, naar de strafwet toentertijd een verboden vrucht, de pisbak, de seksuele promiscuïteit. Tegen zulke verleidingen waarschuwde het COC met klem. Naast de recreatieve doelen, door het Hoofdbestuur als geestelijk reclasseringswerk beschouwd, ontwikkelde de vereniging ook politieke doelen: afschaffing van artikel 248bis (strafbaarstelling van homoseksuele ontucht met minderjarigen), maar vooral de aanvaarding van de homofiel als homofiel in de samenleving. Dat was in de wrange jaren vijftig een hele opgave. De psychiater Wijffels castreerde er in stilte op los; de politie stond vijandig tegenover zelforganisatie die de homoseksualiteit zeker zou bevorderen en huwelijken zou verscheuren; het katholieke partijbureau streefde naar strafbaarstelling van alle homoseksuele handelingen zoals die in de bezettingstijd had bestaan.
Engelschman krijgt een ridderorde opgespeld van minister Brinkman op 7 december 1986
Huiskamerbijeenkomst afdeling Utrecht, eind jaren vijftig
Bal masqué in de jaren vijftig
Brochure voor ledenwerving, 1952