Tweedegraads verbanning
De sterkste hoofdstukken uit Hughes' boek hebben betrekking op het moederland Engeland, de ontreddering en ontwrichting aan de onderkant van de samenleving, de angsten onder aristocratie en middenklasse voor de opkomst van een ‘criminele klasse’ en hun denkbeeld die klasse als een gezwel uit te snijden en te verwijderen door middel van ‘transportatie’. Dat idee was geen succes; het bevrijdde Engeland niet van de misdaad, maar het bracht wel 162.000 mannen en vrouwen (in een verhouding van zes op een) naar het verre Australië. En hoewel het was ingericht als strafkolonie, deed zich al spoedig een opvallende hoeveelheid varianten voor binnen het strafregime. De meest barse vorm was een soort tweedegraads verbanning, voor vergrijpen in Australië, naar het afgelegen Norfolk Island, of, wat later, naar geïsoleerde strafkampen op Van Diemen's Land (het huidige Tasmanië). Hughes' beschrijvingen van deze oorden laten weinig aan de verbeelding over. In wat minder gelukkige barokke uitglijders heet het: ‘The cat-o'-nine tails' whistle and dull crack were as much a part of the aural background to Australian life as the kookaburra's laugh’ - verbaal geweld dat toch niet opweegt tegen de huiveringwekkende cijfers. In 1835 bijvoorbeeld ontvingen de 27.340 mannelijke gedetineerden op Van Diemen's Land een totaal van 332.810 zweepslagen, verdeeld over 7.103 geselingen, een gemiddelde van 46 slagen per geseling.
De overheersende strafvorm was echter aanzienlijk humaner en van groter belang voor de opkomst van een vrije samenleving van Australiërs. Anders dan het geval geweest was in de Amerikaanse koloniën, werden de veroordeelden niet doorverkocht aan vrije kolonisten. In Australië bleven ze vallen onder het gezag en toezicht van de kroon en zijn vertegenwoordigers, ook al konden ze worden uitgeleend als arbeidskrachten aan een opkomende vrije boerenstand. Dit systeem van ‘assignment’ gaf de veroordeelden een mogelijkheid van verweer tegen willekeur en mishandeling van de kant van hun bazen, al was dat op de verder afgelegen vestigingen vaak niet meer dan een papieren recht. Aanvankelijk waren er uiteraard niet veel vrije kolonisten, al was de beschikbaarheid van gratis arbeid een factor die landverhuizers naar Australië bracht. Maar met het verstrijken van de tijd ontstond er een inheemse groep die zijn straf had uitgediend en een vrij leven kon beginnen - de groep der ‘Emancipists’. Ook zij konden weer gratis arbeid in bruikleen krijgen, die op haar beurt uitzicht had op uiteindelijke vrijheid. Hughes gaat in op de ingewikkelde psychologische relaties tussen de ‘Emancipists’, door de oorspronkelijke vrije bevolking toch als tweederangs burgers gezien, en hun dwangarbeiders. Speciaal daar blijkt de genuanceerdheid en complexiteit van een strafsysteem, dat niet alleen maar bestond bij de gratie van terreur en lijfstraf.
En dan was er, zoals bij alle systemen van dwangarbeid aan de rand van de bewoonde wereld, of het nu de slavensamenlevingen op het westelijk halfrond betrof of de strafkolonie Australië, de mogelijkheid van ontsnapping, van marronnage, van het ontstaan van vrijgevochten groepen buiten bereik van het koloniaal gezag. In Australië heetten ze ‘Bushrangers’. Zelden omvangrijk, vormden ze als verschijnsel toch een voortdurende uitdaging aan het gezag en voedden ze een heroïsche mythologie onder de overige bevolking. De aanfluiting van het gezag deed leven.
En dan was er natuurlijk de invloed van Engeland zelf. Australië was niet volledig aan zijn eigen lot overgelaten. Verhalen over misstanden en uitwassen bereikten Engeland wel degelijk. Niet alleen kon zo in Engeland een krachtige beweging voor afschaffing van het systeem groeien, ook van officiële zijde liet men zich niet onbetuigd. Op last van de overheid bracht een commissie van onderzoek in 1838 bijvoorbeeld het beroemde Molesworth rapport uit, dat een overvloed aan details over het leven in Australië gaf. Huiveringwekkende verhalen over kannibalisme onder een groep ontsnapte gevangenen op Van Diemen's Land hebben waarschijnlijk de fantasie gevoed van schrijvers als Charles Dickens en de Amerikaan Herman Melville.
Bij alle nadruk die Hughes legt op de teneur van het systeem, was angst toch niet de enige drijfveer. Australië als geheel was nooit de strak geregelde, gesloten, ‘totale’ strafsamenleving waar het hier en daar op leek. Zelfs op Van Diemen's Land, door Hughes vergeleken meteen politiestaat, was er onder de tyrannieke luitenant-gouverneur Sir George Arthur, sprake van een oppositiepers en een ontluikende parlementaire beweging. Altijd was er toch een geest van Engelse en Ierse weerbarstigheid, een idee te delen in de traditionele rechten van de Engelsman. En met name het systeem van ‘assignment’ en ‘emancipation’ hield die geest levend.