Thrillers
Tsjing Boem, daar heb je Nicolas Freeling weer een keer. Freeling is zo'n auteur van wie oud werk met geruime tussenpozen heruitgegeven wordt. Tsing Boum (Penguin. f 16,50) stamt uit 1969 en is een aflevering uit de Inspecteur Van der Valk-reeks. Van der Valk die inmiddels commissaris is geworden en in een niet nader genoemde Nederlandse stad werkt, moet een koelbloedige moord op een Française oplossen. Freeling lijkt het boek alleen maar geschreven te hebben om de slag bij Dien Bien Phu in 1954 op zijn ingewikkelde manier te kunnen navertellen. In het voorwoord verdedigt hij zijn onderwerpkeuze met een verwijzing naar de Amerikaanse Vietnamoorlog die in 1969 in volle hevigheid woedde. Voor een verhaal hoef je Freeling niet echt te lezen, omdat hij een auteur is die veel meer houdt van sfeervolle episodes, gedachten, bespiegelingen en andere zaken die de aandacht van de lezer afleiden. Hij heeft ook de neiging tot intellectuele mooischrijverij, maar in dit boek valt het gelukkig mee. Hij maakte mij als toekomstig inwoner van Haarlem wel aan het schrikken door deze stad die toch al niet om zijn dynamiek bekend staat, te vergelijken met Staines op zondag, een zeer saai, en karakterloos stadje aan de Thames. Gelukkig blijkt uit de Van der Valk-boeken dat de kennis van Nederland van Freeling flinterdun is.
John Lutz is een van de nieuwere Amerikaanse privé-dectiveschrijvers. Of Tropische hitte (BZZTôH, f 19,90) zijn debuut is, wordt uit de informatie op de achterkant en voorin niet duidelijk. De uitgever geeft alleen het jaar van het copyright van de vertaling en die vertaler zouden ze trouwens eens bij zijn korte haartjes moeten grijpen. Die haren groeien in je nek en wij zeggen daarom dat je iemand bij zijn nekvel pakt. Dat kan Lutz niet helpen en hij is de moeite waard om te lezen. Zijn held heet Craver. Hij is door een puistekop door zijn knie geschoten en loopt daarom nu mank en kan niet zonder stok. Gelukkig heeft hij die in bed bij zijn cliënte niet nodig, want die is in haar leven al zo veel te kort gekomen. Ze is door haar nieuwe vriend in de steek gelaten en Carver moet onderzoeken of hij echt zelfmoord heet gepleegd. Dat speelt zich allemaal in de broeierige hitte van Florida af, waar projectontwikkelaars de laatste kaaiman uit de moerassen proberen te krijgen. De relatie tussen Carver en zijn cliënte gaat enigszins mank aan levensvragen, maar Carver is voor een privé-detective uit het goede hout gesneden. De intrige wordt op een goedkope manier afgewikkeld en dat zijn cliënte hem tijdens de seks aan het eind weer met de naam van haar gluiperige vriend tooit, vind ik ook schmieren, maar toch blijft Carver een sympathieke mankepoot.
Greenwich Killing Time is de titel van een boek van Kinky Freedman (Berkeley, f 13,90) en tegelijk de eerste van de vele woordspelingen en grappen waarmee het boek volstaat. Het is een verhaal van niks en de aanbeveling van Robert Parker op de omslag, ‘smart, funny, and tough’, bevat twee onjuiste kwalificaties. Grappig is het boek wel en dan doet het er vaak niet toe dat het vreselijk oninteresssant is wie de krankzinnige moordenaar is in het artiestenmilieu van het Newyorkse Greenwich Village. Alhoewel artiesten, homomilieu kan je beter zeggen, want de verteller die een afspiegeling is van de auteur kan zijn kont niet keren of hij ziet weer een groepje kwetterende en tsjilpende homo's. Dat levert ook een van de leukste miniscènes op. De hoofdpersoon staat voor een homobar, waar ook een deel van de clientèle rondhangt. Er komt een aantrekkelijke vrouw voorbij en de hoofdpersoon merkt tegen de ander op dat je bijna zou willen dat je lesbisch was. Het schrijven van een boek is voor Friedman een zijpad. Zijn hoofdbestaan is countryzanger, waarin hij de alternatieve richting geheel in zijn eentje voor zijn rekening neemt.
Wie bewust de late jaren zestig heeft meegemaakt moet Only the Dead Know Brooklyn van Thomas Boyle lezen (Penguin, f 15,25 en Coronet, f 14,90). Het is een volgepakt verhaal waarin een psychopaat nette mensen die graag in een gerenoveerd huis in Brooklyn willen wonen op bizarre wijze uitmoordt. Maar veel meer gaat het om een schildering van een generatie die moet constateren dat de tijdgeest zich tegen hen heeft gekeerd. Boyle heeft het geheel, op de psychopaat na, rondom drie personages gesitueerd. Een wetenschappelijk medewerker die zich steeds meer afvraagt waarom hij zich druk om anderen zou moeten maken die alleen maar aan zichzelf denken, een verwijfde collega die niet eens wil weten dat er anderen bestaan en een doorgeslagen derde collega die nog steeds pogingen onderneemt om alle macht aan het volk te brengen. De boodschap is dat we allemaal ouder worden, maar dat slechts enkelen onder ons erin slagen gewiekst ouder te worden. De sympathieke wetenschapsman, en nu maar raden wie van de drie dat is, heeft een vrouw van vijfendertig die meent dat ze nu wel aan haar eerste kind toe is en die zich afvraagt waarom je bij haar in de buurt ook niet vijf verschillende soorten mosterd kan kopen. Andere vrouwen in het boek zijn iets vriendelijker, vooral het meisje dat graag het zaad van de verwijfde collega wil bemachtigen.
The Falcon's Malteser is de oorspronkelijke titel van De Maltezer erfenis van Anthony Horowitz (Facet, f 19,50). Het is een kinderboek, maar laat u daardoor niet tegenhouden. Het is voornamelijk een leuk boek waarvan het verhaal door de dertienjarige hoofdpersoon wordt verteld. Met zo'n titel zal het niemand verbazen dat het om het geheim van een valk gaat, alhoewel Maltesers (wij noemen dat M&M's of Bonito's) ook een grote rol spelen. De auteur legt voorin nog uit dat hij niet gesponsord is door de firma Mars die dit snoepgoed vervaardigt. Horowitz steekt vooral de draak met standaardscènes uit het harde misdaadverhaal. ‘Een killer in de regen’ heet een van de hoofdstukken. ‘Ik bekeek mezelf in de spiegel en heel iemand anders keek terug,’ zegt de hoofdpersoon na een gewelddadig moment. En zo blijft het een lange, geestige pastiche.
THEO CAPEL