Vertaald
De laatste jaren verschenen verschillende getuigenissen van slachtoffers van de Chinese Culturele revolutie die het overleefden, zoals Na de nachtmerrie van Liang Heng en Judith Shapiro (Het Spectrum, f 29,90). Dit boek werd in de Boekenbijlage van 10 januari 1987 door Louise Fresco besproken, samen met Life and Death in Shanghai van Nien Cheng, dat nu door Het Wereldvenster in vertaling is uitgegeven onder de titel Gevangene van de rode garde (485 p., f 34,90). Nien Cheng was een telg van een rijke Chinese familie, ze had in Londen gestudeerd en trouwde met een diplomaat. Ze verhuizen naar Shanghai en gaan werken bij Shell. Op een-ochtend in 1966 wordt ze van haar bed gelicht en beginnen eindeloze ondervragingen door de Rode Garde. Maar voor mevrouw is er niets te bekennen, ze zou niet weten wat. Van september 1966 tot maan 1973 verblijft ze in Detention House no. 1 in Shanghai onder barre omstandigheden, want de Gardisten vinden dat de bourgeois-gevangenen het niet beter mogen hebben dan de boeren. De verhoren zijn een farce en alleen maar een middel waarmee de gardisten kunnen bewijzen dat ze ‘goede revolutionairen’ zijn. Nien Cheng doet gedetailleerd verslag van de jaren van haar gevangenschap en van de listige omkering van waarden onder het mom van de Culturele Revolutie. Cheng beschrijft ook haar vrijlating en uiteindelijke rehabilitatie (in 1978) en haar pogingen er achter te komen wat de werkelijke doodsoorzaak is van haar dochter, die volgens de officiële lezing zelfmoord zou hebben gepleegd, maar in werkelijkheid waarschijnlijk door de Gardisten is doodgeknuppeld.
De essaybundel Less than One van Nobelprijswinnaar Joseph Brodsky is in het Nederlands verschenen onder de titel Tussen iemand en niemand, vertaald door Frans Kellendonk en Kees Verheul (De Bezige Bij, f 45,-). Het boek bevat onder andere autobiografische essays, zoals het stuk ‘In anderhalve kamer’, waarin hij het leven van zijn ouders (en hemzelf als zoon) in Leningrad beschrijft: het op elkaar gepropt zitten op enkele vierkante meters, de aanvaringen met de autoriteiten, de pesterige behandeling door de autoriteiten van zijn ouders die nooit toestemming kregen hun zoon te bezoeken toen deze eenmaal het land was uitgezet (eerder had hij al een veroordeling gekregen tot vijf jaar dwangarbeid wegens ‘parasitisme’). Verder staan er stadsbeschrijvingen in (van Leningrad. Istanboel), politiek-historische bespiegelingen en literair commentaar op Anna Achmatova, Kaváfis, Montale, Osip en Nadezjda Mandelsjtam, Marina Tsvetajeva, W.H. Auden en Platonov. Karel van het Reve besprak Less than One in de Boekenbijlage van 20 december 1986. Hij schreef: ‘Het proza van Brodsky is een dichte stroom van beweringen en opmerkingen, die soms heel treffend zijn. In de gevangenis, schrijft hij, heb je te weinig ruimte en te veel tijd. Wil je in Rusland niet gek worden, dan moet je je leren afsluiten voor de hoogovens die iedere dag in de krant worden afgebeeld en voor Tsjaikovski die voortdurend door de radio klinkt. Bij de gemeenplaats dat de geschiedenis zich herhaalt zet Brodsky de kanttekening dat de geschiedenis ook weinig keuze heeft.’