Voorheen de koloniën
Wie geïnteresseerd is in de koloniale geschiedenis van Nederland kan niet beter doen dan zich naar Curaçao begeven. Nergens in het Caribisch gebied is een koloniale cultuur naar vorm en inhoud zo intact te bezien als daar. Willemstad, met de koudste synagoge van de beide Amerika's, is met zijn vele oude gebouwen en authentieke stadsaanleg een historische parel vergeleken met koloniale steden elders in het Caribisch gebied.
Het Reis-handboek voor Curaçao van Rien van der Helm is een uitstekende introductie in de bezienswaardigheden van Curaçao, met zijn eigenaardig proces van kolonisatie en dekolonisatie. Van der Helm is onromantisch, precies en praktisch: noch de fraaie landhuizen, noch de schitterende vogelrijkdom van Curaçao leiden tot nostalgische praatjes over aardse paradijzen. Curaçao, droog en onvruchtbaar, is dat niet. Interessant is het wel. Misschien dat de reiziger nog iets meer gewaarschuwd zou kunnen worden tegen de hoge prijzen (Amerikaans peil) en de slechte infrastructuur van Curaçao wat betreft het huren van allerlei benodigdheden, de treurige bewegwijzering, de mallotige pseudo-luxe van hotels en de afwezigheid van aangename zaken als terrassen en openbaar vervoer. De service van de Antilliaanse Luchtvaart Maatschappij is ook beneden alle peil, en veel ontwikkelingsgeld dat Nederland in de toeristenindustrie van Curaçao steekt, lijkt slecht besteed. Maar daar wordt het boek van Van der Helm (Elmar, Rijswijk, f 34,-) niet minder van.
Indonesian Women in Focus is een verzamelbundel opstellen van meest antropologen en historici die zich over heden en verleden van de Indonesische vrouw bogen. Het is een rijke bundel geworden, met onder zeer veel een mooi stuk van Carey en Houben over de rol van vrouwen aan de Middenjavaanse vorstenhoven, en even waarde vol le stukken van Sidharta over ‘The making of the Indonesian Chinese woman’ en een analyse van Locher-Scholten van vrouwenarbeid in de twintigste eeuw. Hesselink schreef inzichtgevend over prostitutie in de kolonie als ‘een noodzakelijk kwaad’ en Djajadaningrat komt tot de slotsom dat de positie van vrouwen structureel wel moet achterblijven. Hellwig schrijft over verkrachting in de Indonesische ‘pop’-roman. Dit, plus een aantal andere, hier niet met name genoemde stukken maken de bundel die onder redactie van E. Locher-Scholten en A. Niehof verscheen belangrijk voor de bedrijvers van vrouwenstudies en Indonesianisten. (Foris Publications, f 37,10)
Hoe gedroegen Europeanen onderling zich in ïndië? Dr. L. Turksma heeft er vooral romans over gelezen en ze ingepast in het boekje Nederlanders in Nederlands-Indië sociologische interpretatie van een verleden tijd. Het is een aardig, maar geen excellent boek geworden. De auteur heeft wat weinig asmans gelezen, en sloeg bij voorbeeld in zijn lijst van secundaire literatuur Walraven over. Sommige feiten kloppen niet: de beroemde Paatje van der Steur was allerminst bij het Leger des Heils. Van sommige beweringen (eenderde van alle Indo-europese kinderen zou gewettigd zijn, volgens de auteur; Wertheim is daar veel somberder over) zou een bron vermeld moeten zijn. Dat de naoorlogse Europeaan in Indië veel idealistischer was dan zijn voorganger, is twijfelachtig. Nooit is eronder Europeanen, zeggen andere auteurs, zoveel corruptie geweest als toen. Jammer is dat de schrijver noch Pramoedya Anananta Toer heeft gelezen, terwijl hij andere postkoloniale schrijvers wel vermeldt, noch de onmisbare Tjalie Robinson. (Acco, postbus 395. 3800 AJ Amersfoort, f 29,90)
Pure nostalgia klinkt op uit de pagina's van Batavia swinging town, dansorkesten en jazzbands in Batavia 1922-1949. De auteur is Allard J. Möller en voor de ware liefhebber van Batavia en jazz is zo'n boekje zeer om te hebben. Het is bovendien flink geïllustreerd (Moesson, f 24,50). Dekolonisatie is een moeizaam proces waar we weinig van afweten. Uit het boekje Anders maakt het leven je dood. De dreigende verdwijning van de staat Suriname van Rudi F. Kross, is veel te leren. Met name zijn eerste helft, over de verslaafdheid aan Nederland en over de stelling dat Suriname door Nederland sinds het einde van de achttiende eeuw niet meer geëxploiteerd, maar dan ook niet ontwikkeld is, is boeiend. In de tweede helft wordt de metafoor van het politieke betoog als een ecologische verhandeling wat te ver uitgewerkt. Daar is Helman in zijn Eldorado ook al eens over gestruikeld en dat was ook jammer om aan te zien. Meer informatie over economische mogelijkheden in Surinames verhoopte ontwikkeling had ik graag gelezen. Toch niet overslaan, deze bijdrage aan het dekolonisatiedebat (Muusses, f 29,50). Edgar Koning was ooit prior van een religieuze katholieke communiteit in Negros. Nu verschijnen zijn brieven die hij schreef tijdens een reis in 1986-1987 door de Filipijnen na Marcos. Filipijnen, op weg naar vrede? is de wat bravige titel van de bundel (Luyten. Oosteinderweg 392, 1432 BG Aalsmeer, f 14,90). Schokkende brieven soms, met het verslag van een demonstratie van boeren die ook onder Aquino nog steeds land willen en van wie achttien deelnemers aan flarden geschoten worden. Deze schietpartij (de Mendiola-moorden) bepaalt de pessimistische teneur van het boekje uiteindelijk.
Er bestaan nog altijd Britten die opgaan in hun koloniale helden. John Charmley beschreef op die manier het leven van Lord Lloyd die tussen de twee wereldoorlogen als gouverneur van Bombay Gandhi gevangen zette en later Hoge Commissaris in Egypte was. Het is een wonderlijke biografie geworden. Charmley is in 1955 geboren, maar schrijft als een domme, verstokte man. Hij heeft het leven van zijn held, een koloniale die-hard, tot het bittere eind trouw gevolgd en zoet al zijn brieven geëxcerpeerd. Maar een schets van de politieke-economische wereld van India, laat staan van de condities waaronder kolonialisme bloeit en vergaat, krijgen we niet. Van Egypte weet Charmley wel wat af, maar hij kan het niet uitleggen. Voorde specialist is het boek nog wel om te hebben. Voor de gewone lezer is het oninteressant. (Weidenfeld and Nicolson, f 68,95)
TESSEL POLLMANN