Humeuren & temperamenten
Gramschap
Gerrit Komrij
P. Hermanides
De kwaadheid is er voor de tussendoortjes, de woede voor de doordeweekse dagen en de toorn voor de zondag. De gramschap is er alleen voor de speciale gelegenheden.
Kwaadheid en woede vervliegen, een toornige bui steekt op en zakt weer, alleen de gramschap sluimert permanent in ons - althans, in sommigen van ons. Op hoogtijdagen ontbloten wij haar en tonen we haar aan de wereld.
We zijn boos op iemand, we ontsteken in grote woede om het een of het ander, maar de gramschap betreft noch iemand noch iets. Ze is te nobel en te hoog om zich om een bepaalde persoon te bekommeren, ze maakt zich niet druk om de futiliteiten die de stervelingen voor hun problemen en conflicten aanzien. Haar object is iedereen en alles. Kwaadheid en woede en toom zijn maar splinters van haar glans, minuscule afgezanten van haar troon. Ze willen niets anders dan haar behagen, en daarom zijn zo bedrijvig. Ze rennen rond en maken zich dik. Ze sissen en blazen en koken. Wie klein is moet vlijtig zijn, epigonen moeten hard werken ~ en dat doen ze dan ook. Ze zijn in staat de mensen te laten stampvoeten, ze rood en groen en paars te laten aanlopen, ze een hartaanval te bezorgen. Ze zijn er in zulke grote scharen dat ze alomtegenwoordig lijken.
De gramschap, intussen, rust en zwijgt. Alleen zij is alomtegenwoordig. Ze weet dat de som van al die miljoenen kwaadheden, boze buien en aanvallen van toom, al doet de schijn het misschien anders vermoeden, haar intensiteit en volume bij lange na niet benaderen. Ze weet dat die facetten van haar glans opvonken om weer te doven, dat ze elkaar met grote snelheid op de hielen zitten, maar gedoemd zijn na een korte poos al af te sterven, en dat alleen zij in staat is de mens voorgoed met blindheid te slaan. Haar nijvere gedienstigen mogen op een cavalcade van flonkeringen lijken, een waterval van louter lichte kralen - ze zijn meteorieten, manen en planeten van haar, de zon. Dienstkloppers van de verblinding.
Soms begrijpen we vandaag al niet meer waar we ons gisteren zo druk om hebben gemaakt. Het komt meer dan eens voor dat we een grote vriendschap sluiten met iemand op wie we aanvankelijk heel kwaad waren. We houden allerlei tips en trucs achter de hand om onze boosheid in goede banen te leiden - een onsje vergevingsgezindheid, een vingerhoed relativering. We kennen de kleine rakkers en rabauwen die aan ons knagen en in ons woeden. We moeten ze af en toe hun zin geven en hun gang laten gaan, en erkennen dat we voor zoveel dienstijver te zwak zijn. Dan wreken, vervloeken en moorden we. Allemaal zaken van voorbijgaande aard. Bevliegingen. Na de wraak komt het berouw, na de vervloeking de biechtstoel, na de moordpartij de vredesconferentie. We waren even de kluts kwijt, meer niet.
Van het kinderachtigste gestampvoet tot de bloedigste veldslag, het zijn de triomfen van de slippendragers van de gramschap. Zij zelf heeft niets lelijks in de zin. Ze is niet uit op herrie of vernietiging. Als het ons tijdens de gouden momenten van ons leven vergund is de voorhang even voor haar weg te nemen zijn we juist verlamd en sprakeloos. Zij is ons gehele zelf, in ons rustend omdat we geboren zijn.