Gedicht
Ergens beweegt een slinger en roept een koekoek zacht,
wat zou hij uren tellen - onze tijd is van korte duur.
In het verlaten huis opent de oude vrouw even zorgzaam
als altijd de luiken op het vastgestelde uur.
Ergens brandt in de schemer een lamp, ritselt een breiwerk,
worden schaarse brieven bewaard en berichten verwacht.
Maar zij, uit wier blikken alleen treurnis spreekt,
schikt als steeds doelloos de portretten van haar nageslacht.
wie heeft er voor haar geen schuld?
Maar wie is, bij vertrek, door haar niet gezegend?
Wie zij liefheeft - zij gered en getroost.
Wie zij verwacht - dat die haar, bij thuiskomst, nog treft.
IRINA RATOESJINSKAJA
Uit: Aan allen. Vertaling Kristien Warmenhoven, De Arbeiderspers, f 32,50.