Levendig panorama
In andere zin is dat verband ook aanwijsbaar als het om suiker, koffie, thee en chocolade of tabak gaat. Je kunt niet beweren dat deze ‘luxe produkten’ de bevolkingsgroei gestimuleerd hebben en daarmee oorzakelijk verbonden zijn aan de doorbraak; wel dat zij de doorbraak en daarmee onze samenleving zijn aanzien gegeven hebben zoals een ieder op zijn eigen tafel waarnemen kan. Specerijen speelden weer een andere rol, namelijk als stimulans van de internationale handel en daarmee van de verandering (VOC). Zo gaat hij door: over wind, water, hout en de rol van ijzer; over buskruit, boekdrukkunst, scheepvaart en landbouwtechniek; over mode en tafelmanieren, huisvesting en wegen. Ik geloof werkelijk niet dat er ooit zo'n veelzijdig en levendig panorama geschetst is van deze voorbije wereld - met zoveel begrip, dat wil zeggen: zowel liefde als kritiek. Braudel groeide op in een klein dorp in Lotharingen dat, zoals hij in de slotbeschouwing memoreert, in zijn jeugd nog voortsjokte in het ritme van langvervlogen tijden. ‘Het meertje zette het oude rad van een watermolen in beweging, een stenen weggetje, zo oud als de weg naar Rome, slingerde zich als een beekje langs de deur van het huis; het huis zelf was gebouwd in 1806, het jaar van de slag bij Jena, en in het beekje (“les roises”) onder de weilanden werd eens hennep geroot. Ik hoef maar aan dit dorp te denken of dit gaat weer opnieuw voor me open.’ Aan het eind van de jaren dertig doceerde hij een tijdje in Brazilië, tegelijkertijd met Claude Lévi-Straus die vanuit een andere discipline en een strakkere theorie analyses gaf die op vele punten vergelijkbaar zijn. Dit verblijf was voor Braudel de grote tijd van zijn leven. Daar keeg hij een beeld van de geschiedenis dat - naar eigen zeggen - nooit had kunnen ontstaan als hij in Lotharingen gebleven was of zijn onderzoek beperkt had tot de landen rond de Middellandse Zee: van wereldgeschiedenis, mondiale
gelijkvormigheid, parallelle traagheid en tenslotte ongelijke ontwikkeling. Maar dat komt in de volgende delen ter sprake. Afkomst en reizen hebben hem beeld en begrip bijgebracht; onvoorstelbare ijver, nieuwsgierigheid en stilistisch vermogen hebben ervoor gezorgd dat hij aan het eind van zijn leven dit tweede magnum opus voltooide. ‘Thans zit in ieder historicus naast een stukje Ranke ook een brokje Braudel,’ schrijft Wesseling en ter demonstratie daarvan opent hij - aanvankelijk een traditioneel historicus met grote belangstelling voor politiek en cultuurhistorie zoals uit het gros van de opstellen ook blijkt - deze bundel met twee essays over eten en publiceert hij dit boek ‘Aan de nagedachtenis van Fernand Braudel’. Een geste van eenvoudige rechtvaardigheid.
■