Smeulende emoties
Het dikke schrift door Agota Kristof Vertaling: Henne van der Kooy Uitgever: Van Gennep, 153 p., f 29,50
Eric Gobbers
‘Opschrijven wat er is, wat wij zien, wat wij horen, wat wij doen’, dat is de taak die een naamloze tweeling zich stelt nadat hun moeder hen tijdens een oorlog naar hun grootmoeder op het platteland heeft gebracht. Het boek van Agota Kristof is opgezet als de verzameling opstellen waarmee de twee jongetjes hun ‘dikke schrift’ vullen en waarin koel registrerend verslag wordt gedaan van hun leerproces om zich in de echte wereld staande te houden. Aan het begin staat de tweeling voor de onschuld (engelachtig uiterlijk, onbeschermde emoties), maar al vlug leren ze zich te verweren tegen de aanvallen vanuit de vijandige buitenwereld, in eerste instantie verpersoonlijkt door de akelige grootmoeder, een vies en vuil wijf dat de bijnaam de heks draagt en ervan wordt verdacht haar man te hebben vergiftigd. Het is vooral hun verhouding tot die liefdeloze grootmoeder die de twee kinderen ertoe aanzet een harnas van gevoelloosheid te smeden, dat hun in staat moet stellen te overleven. Ze leren hoe ze pijn (zowel emotioneel als fysiek) moeten verdragen, hoe ze mensen kunnen manipuleren en ze leren vooral op niemand meer te rekenen.
De bijna ongewilde sympathie die men voelt voor de tweeling wordt regelmatig bruut verstoord door een of andere ‘onmenselijke’ reactie die de lezer er bewust van maakt dat hij zijn eigen normen samen met de protagonisten van dit verhaal aan de omstandigheden aan het aanpassen was.
Dit boek stelt een zeer belangrijk probleem binnen de literatuur aan de orde (of dit in de bedoeling lag van de schrijfster doet er eigenlijk niet toe). Het Dikke Schrift is een verstorende roman omdat hij de bal naar de lezer doorspeelt. De morele en emotionele schokken die men bij de lectuur ervan ondergaat worden niet opgevangen door direct of indirect commentaar van de hoofdfiguren.
De centrale paradox van dit boek, ‘objectiviteit als sterkste stoorzender’, maakt er ook de kracht van uit. ‘Woorden die een gevoel aanduiden zijn heel vaag, het is beter het gebruik ervan te vermijden en zich te houden aan de beschrijving van de dingen, van de mensen en van zichzelf, dat wil zeggen aan de getrouwe beschrijving van de feiten.’ Dit is de beginselverklaring van de schrijver(s) van het dikke schrift, maar daardoor wordt er een grote last op de schouders van de lezer geladen die moet proberen de smeulende emotionele vuurtjes onder controle te houden.
■