Tijdschrift
Het leven van de voor de Eerste Wereldoorlog in Berlijn geboren Wolfgang Cordan, die in 1966 onder onduidelijke omstandigheden in Mexico stierf (‘waarschijnlijk is hij niet vermoord’ stond er op de kennisgeving van zijn dood) lijkt een geraffineerde mengelmoes van oplichting en authenticiteit. Een paar jaar voor de Tweede Wereldoorlog kwam Cordan naar Nederland, net als veel Duitse schrijvers en dichters toen deden. De vaak tegenstrijdige verhalen over de oorlogsperiode in Nederland doen denken aan de verwikkelingen rond Osewoudt of Alberegt in De donkere kamer van Damokles en De herinneringen van een engelbewaarder van W.F. Hermans. Hans Renders verdiepte zich in SIC 1987, nummer 3 in het leven van Cordan, die eigenlijk Heinrich Horn heette, omdat hij een rol speelde in de geschiedenis van het surrealisme in Nederland. Wolfgang Cordan was een van Horns pseudoniemen: hij had er meer, Nederlandse en Duitse. Renders is duidelijk bijzonder gefascineerd door deze getalenteerde man. Hij noemt Cordan ‘een fenomeen, een man die een ongelooflijk avontuurlijk leven heeft geleid’. Renders struikelt bijna over zijn zinnen om de lezer zoveel mogelijk van zijn speurtocht naar Cordans levenswandel te vertellen. Ook nu weer munt Renders in zijn enthousiasme uit door een rommelige en chaotische ordening van zijn gegevens in een onduidelijk samengestelde bijdrage. Het is een goed idee van de redactie van SIC dat Renders in het volgende nummer van het tijdschrift (1987, 4) de gelegenheid is gegeven om zijn verhaal te vervolgen. De combinerende en deducerende lezer komt zo toch heel wat over Cordan te weten. Zijn betrokkenheid bij het surrealisme komt tot uiting in zijn mederedacteurschap van het tijdschrift Centaur in 1939 (samen met Ed. Hoornik, Gerard den Brabander en Jac. van Hattum) en eerder al in 1935 met de publikatie van zijn
boekje Essai over het surrealisme. Met een beschouwing over het werk van Willem van Leusden. Cordan was een internationaal georiënteerde duizendpoot, die met veel uiteenlopende literaire figuren contact had. In Nederland onder andere met Adriaan Roland Holst, L.Th. Lehmann, Jan Elburg, Gerard den Brabander, Wolfgang Frommel en Manuel Goldschmidt en verder onder meer met André Gide en Klaus Mann. In zijn niet gepubliceerde autobiografie Die Matte haalt Cordan volgens zijn vriend Goldschmidt ‘Dichtung und Wahrheit’ nogal eens door elkaar. Is het waar dat Cordan, toen hij lector was bij Stols, door de vreemdelingenpolitie is opgepakt en op voorspraak van Gerbrandy is vrijgelaten? Liep Cordan in 1943 in een SS-uniform in Berlijn rond? Klopt het dat hij weer in een Nederlands uniform in het gevolg van prins Bernhard met het Duitse opperbevel heeft onderhandeld aan het eind van de oorlog? De verzetskrant Verzet en Opbouw noemt daadwerkelijk Wolfgang Cordan bij haar oprichters, maar in het naslagwerk Nederland en het Duitse exil 1933-1940 van Kathinka Diettrich en Hans Würzner komt hij in het geheel niet voor. Het lijkt werkelijk wel op het stuivertje verwisselen van Osewoudt en Dorbeck. Na de oorlog komt Cordan via Zwitserland en Griekenland, waar hij rondreisde met Bertus Aafjes, in Mexico terecht. Daar doceerde hij aan de universiteit in het Maya-schrift. Hij beweerde zelfs het Mayaschrift te hebben ontcijferd. Cordan noemde zichzelf daar ‘der Schliemann Mittelamerikas’ en ontdekte inderdaad een stad met een tot dan toe onbekende stam. Daar trouwde hij met een inheemse Maya-vrouw. Volgens de overlevering stierf Cordan net nadat hij zestigduizend mark als Wiedergutmachung uit Duitsland had ontvangen voor geleden schade onder het naziregime.
EVA COSSEE