Liefdevol maar weinig oorspronkelijk
Ger Verrips herschrijft twee romans
De trots van morgen door Ger Verrips Uitgever: Amber, 240 p., f 29,90
Wim Vogel
Wat mij in de discussie over Fassbinders toneelstuk bedroefde, was te moeten vaststellen dat er nog altijd geen compromis te vinden is tussen het gelijk van de geëmotioneerde joden en het gelijk van hun ongetwijfelde begripvolle maar uiteindelijk toch rationele tegenstanders. Een patstelling die, vind ik, alleen doorbroken had kunnen worden door iemand die recht van spreken heeft. Die de emoties niet alleen van horen zeggen kent en die niet bang is voor het eigenzinnige karakter van kunstuitingen.
Ik weet niet of de schrijver Ger Verrips zich over deze affaire heeft uitgelaten. Zijn standpunt lijkt mij waardevol omdat zijn levensloop, zijn politieke activiteiten en zijn literair werk een mening geranderen die solidair én onafhankelijk is.
Wie het werk van Verrips kent, weet dat hij sedert zijn debuut in 1973 onder andere duidelijk probeert te maken dat het juist de joodse overlevenden zijn die weinig prijs stellen op het steeds maar weer achterhalen van wat er toen en toen, daar en daar precies is gebeurd. De feiten, de schuldvragen interesseren hem minder en minder, laat staan de poging van historici de geschiedenis te begrijpen. Ook hier botst de primaire emotie op rationele en wetenschappelijke overwegingen.
In 1975 publiceerde Verrips Een vrouw alleen, een roman waarin een jodin zich rekenschap geeft van haar leven. Volgens zijn zeggen riep het verhaal ‘bij veel lezers sterk persoonlijke en tegenstrijdige reacties’ op. Verrips trok zich de kritiek nogal aan en besloot de roman te herschrijven. Het resultaat daarvan is nu samen met een nieuwe roman, De trots van morgen in één band uitgegeven. Twee romans dus, tweehonderdveertig pagina's, maar één geschiedenis want het tweede verhaal is nadrukkelijk als een tegenhanger van het eerste geschreven.
Nu wordt schrijven over oorlogsslachtoffers, over hun ervaringen, over hun leven na de holocaust een steeds moeilijker opgave. Wat weten we eigenlijk nog niet? Welk leed is nog niet beschreven? Hoeveel psychologische portretten, geplaatst in uitgebreide historische kaders zijn ons van oorlogsslachtoffers niet bekend alleen al uit onze eigen literatuur? Wil een boek dan ook nog opzien baren dan zal dat gebaseerd moeten zijn op nieuw materiaal, dan zullen er nog niet eerder gestelde vragen aan de orde dienen te komen en dan zal, zeker niet het minst belangrijke, er in literair opzicht het nodige aan te beleven moeten zijn. Durlacher heeft bewezen dat dat ook anno 1987 nog altijd mogelijk is.
Ger Verrips
KLAAS KOPPE
De nieuwe versie van Een vrouw alleen mist deze kwaliteiten. De geschiedenis van Judith wier familie na de oorlog bijna helemaal verdwenen bleek, is met veel liefde en inlevingsvermogen beschreven, maar nieuwe feiten, andere vragen, nee, en literair-technisch valt er nog minder te beleven. Haar geschiedenis, weergegeven in terugblikken én in de beproefde monoloogstijl kan nauwelijks oorspronkelijk genoemd worden. Dat haar verhaal zo nu en dan toch ontroert, verklaar ik eerder uit mijn eigen machteloosheid jegens oorlogsslachtoffers dan uit de literaire kwaliteiten. Het is en blijft een voorspelbaar boek over gruwelijke ervaringen.
Het tweede paneel van dit tweeluik is louter door zijn vraagstelling boeiender. De centrale persoon in De trots van de morgen is Johan, echtgenoot van Judith, de vrouw uit het eerste deel. Na de oorlog is hij met haar getrouwd uit liefde en uit medelijden. Beiden worden lid van de communistische partij om die weer te verlaten als tijdens de destalinisatie duidelijk wordt dat er naast Auschwitz ook een Goelag-archipel bestaat. Johan stort zich als historicus dan op de geschiedenis van de jodenvervolgingen. Hij wil het waarom van die agressie achterhalen. Van dat moment afgroeien hij en Judith uit elkaar. Hij graaft zich steeds dieper een geschiedenis in die zij het liefst vergeten wil. ‘Begrijpen,’ zegt Judith. ‘Als je dat lukt zal ik je erom haten.’