Pockets
De hoge marineambtenaar Samuel Pepys (1633-1703) ging de geschiedenis in als een sympathiek man. Tijdgenoten spreken over hem als ‘alom geliefd, gastvrij en gul’. Uit het dagboek dat hij in een soort steno van 1660 tot 1669 bijhield komt Pepys eveneens als een warmvoelend mens naar voren. Robert Latham maakte in The Shorter Pepys een selectie uit die dagboeken, een keuze die altijd nog 1095 bladzijden beslaat (Penguin, f 34,95). Levendige beschrijvingen van het dagelijks bestaan in de zeventiende eeuw, waartoe ook de oorlog tegen de Nederlanders hoort. Pepys vertelt over De Ruyters verwoestende aanwezigheid bij Chatham, en over Engelse soldaten die op de Hollandse schepen aanmonsterden: ‘Tot nu toe vochten we voor papiertjes, hier krijgen we echte dollars!’ Pepys weet te bewerkstelligen dat de betaling bij de marinesoldaten wordt verbeterd, maar dan staat de Engelse vloot al in brand.
Bob Coleman schreef een vervolg op Henry Fieldings The History of Tom Jones (1749), de moraliserende roman over de seksueel spontane, oprechte vondeling en zijn worsteling met de hypocrisie van zijn omgeving. Gesteund door historische bronnen en in de stijl van Fieldings roman schreef Coleman een buitengewoon geslaagd boek The Later Adventures of Tom Jones (Penguin, 345 p., f 25,50). Als een slapende Tom bezoek ontvangt van de echtgenote van een gastheer gaat hij niet op haar avances in, en Coleman schrijft: ‘Ik heb vaak in dankbaarheid overdacht, lezer, hoe gelukkig mannen zijn met hun vermogen de deugd altijd in eigen hand te kunnen houden. Inderdaad, Toms bescherming deze nacht was niet zijn sterke rechterarm, maar eerder onverschilligheid, en werkelijk, ik geloof niet dat hij de hertogin had kunnen gerieven al was hem een koninkrijk beloofd.’
Bij Oxford University Press verschenen twee introducties in de filosofie. In de ‘Opus-reeks’ verscheen David J. Mellings Understanding Plato. Een overzicht van Plato's leven en achtergronden, alsmede samenvattingen van diens wereldbeeld aan de hand van zijn geschriften, alles in zeer helder proza (172 p., f 19,75). In de reeks ‘Marxism and...’ verscheen Steven Lukes Marxism and Morality (163 p., f 19,75). Lukes beween onder meer dat in het marxisme moreel verzet tegen ‘marxistische repressie’ niet goed meer mogelijk is, en geeft daarmee (althans gedeeltelijk) een antwoord op de vraag hoe Stalins beestachtigheden in een ‘marxistisch systeem’ konden plaatsvinden.
Ralpfh Nader en William Taylor schreven op basis van uitgebreide onderzoekingen een aantal portretten van Amerikaanse captains of industry. Het is in The Big Boys. Power & Position in American Business intrigerend te lezen hoe Nader en Taylor een beeld geven van leven en werken van bijvoorbeeld Northrop-topman Thomas Jones. Ze zijn erin geslaag een fascinerend portret samen te stellen van deze bij veel omkoopschandalen betrokken, aristocratische vliegtuigfabrikant. Lang vermoede, kwestieuze relaties worden blootgelegd tussen industrie en leden van de regering-Reagan, onder wie (wie had anders verwacht?) de president zelf (Pantheon Books, 575 p., f 32,95).
Sad Movies is de titel van het debuut van de Californische schrijver Mark Lindquist, een roman vol zorgeloos druggebruik en opgeruimde seks (Atlantic Monthly Press, 196 p., f 25,50). Het leven van hoofdpersoon Zeke lijkt redelijk in orde. Een baan als scriptwriter van B-films lijkt hem van zijn schulden te verlossen en vrouwen bevestigen hem in zijn mannelijkheid. Maar Zeke lijdt aan de wereld. Zelf ervaart hij zijn bestaan als troosteloos en hij overweegt ernstig zelfmoord te plegen. De komst van een oude schoolvriend doet de gebeurtenissen keren, en het einde is in alle ellende toch redelijk gelukkig. Landquist schrijft zeer ontspannen, de gebeurtenissen volgen elkaar in hoog tempo op, en in vele opzichten is Sad Movies een vrolijk boek.
Count Basie vertelde zijn levensverhaal aan jazzcriticus Albert Murray, die schreef het op in Good Morning Blues. The Autobiography of Count Basie (Paladin. 493 p., f 37,50). Een ontzagwekkende hoeveelheid grootheden passeren de revue, de ene tournee volgt op de andere, en het ‘great’, ‘wonderful’ en ‘swell’ is niet van de lucht. Dat belemmerde mijn lezing nogal, maar voor de jazzliefhebber is zoiets natuurlijk geen bezwaar. Daarbij is Good Morning Blues met een uitgebreid register zeer goed te gebruiken als naslagwerk. Wanneer hoorde Basie Billie Holiday ook alweer voor het eerst? In 1936: ‘And she was something.’
Ian Whitcomb schreef een onderhoudende muzikale biografie over Irving Berlin, de man die groot werd in het genre waar Count Basie mee begon: ragtime. In Irving Berlin and Ragtime America (Century, 217 p., f 42,-) beschrijft Whitcomb niet alleen Berlins snelle opgang tot ongekroonde ragtimekoning en over de vele Europese invloeden op dit genre, maar geeft hij tevens een verslag van de artiesten-scene in het Amerika van voorde Eerste Wereldoorlog.
Over de ‘country side of southern soul’ schreef Barney Hoskins Broken Hearted (Fontana, 239 p. f 28,-). Hoskins reisde drie maanden door de zuidelijke staten van Amerika. Wat is southern soul? Hoskins noemt het ook wel ‘country soul’, zwarte soulmuziek met duidelijke invloed van de blanke country & western, al zegt hij erbij dat het niet gemakkelijk is overeenkomsten te zien tussen de getuigende zwarte gospelzanger en de ‘hee-hawing hillbilly in overalls’. Dat er toch sprake is van een ‘gemeenschappelijk’ genre laat Barney Hoskins overtuigend zien. Percy Sledge bijvoorbeeld groeide op met hillbilly en cotton-muziek en wist tot zijn twintigste überhaupt niet dat er zoiets als ‘zwarte muziek’ bestond.
Helen Foster arriveerde in 1931 in Shanghai en ontmoette er de journalist Edgar Snow, met wie ze trouwde. In de volgende jaren zouden beiden betrokken raken bij verschillende revolutionaire groeperingen en ze ontmoetten vele westerse en Chinese intellectuelen van allerlei overtuiging. Beiden zouden een boek schrijven dat wordt beschouwd als een helder verslag van de gebeurtenissen in de woelige dagen die aan de Chinese revolutie voorafgingen. Helen Foster Snow zou nog vele boeken en artikelen over China het licht doen zien, waarvan My China Years het meest recente is (Morrow, 349 p. f 34,95). Na haar eerste ontmoeting met Mao schrijft Helen Foster: ‘Er was niets argeloos aan Mao. Hij was welopgevoed, maar van binnen was hij van staal.’
ATTE JONGSTRA