Gedicht
Waar geen haven is
Dichter, kunstkind, wat zul je nog dichten.
In eeuwigheid, dat gesloten systeem, drijf je
voorbij. Maar zoek je 's avonds het lek, is er
niemand daarbuiten, kieuw noch bek. Enkel gordijnen
waarachter de buren het nieuws of de nachtfilm
bekijken. Je lyrisch betoog kan bewegen als
een pont aan de steiger, je kapseist hooguit
in het zicht van een horizon, een verre vriend.
Op de rede, op straat, blijft het stil, al die tijd.
Je denkt dat ze dichters en kinderen eerst
zullen horen, maar hun gordijnen hangen in slik.
AD ZUIDERENT
Uit: Waar geen haven is. Slibreeks nr. 39, Zeeuws Kunstenaarscentrum, Kousteensedijk 7, 4331 JE Middelburg, 35 p., f 4,-.