Tijdschrift
Daar was nu het wachten op: eindelijk een bundeling van zijn stukjes uit de Volkskrant (elf uitgevers benaderden hem daarvoor) en dan nu ook in de publiciteit. Geïnterviewd voor de televisie kostte het Wim de Bie duidelijk moeite om Wim de Bie te zijn, in De Held 1987, nummer 5/6 komt een serieuzer gesprek tot stand. Erg dol op interviews is hij niet, omdat dat je dan altijd rekenschap moet afleggen van alles en nog wat en dan al gauw het idee van een theorie of een doordacht plan ontstaan. ‘Maar er ligt nu eenmaal geen theorie ten grondslag aan wat ik doe. Dat is de waarheid,’ relativeert De Bie zichzelf in gesprek met Jessica Durlacher. Dat is ook precies zijn eigen en Kees van Kootens stijlkenmerk: relativeren door overdrijven. Echt leuk vindt De Bie zichzelf niet, zeker niet als auteur. Bij het persklaarmaken van de bundel Meneer Foppe en het gedoe streepte hij ook veel weg: hoe kaler, hoe beter. ‘Ik durf te beweren dat er in mijn hele boekje geen een leuke zin staat. Dat is mijn tekortschietend vermogen. Ik bespreek eigenlijk onderwerpjes op een semi-journalistieke komische manier,’ zegt hij. En ook: ‘Het is in het kielzog van Kees, dat weet ik ook wel.’ Dat De Bies taalvermogen te kort zou schieten zal natuurlijk geen enkele Nederlander geloven, Door het duo bedachte neologismen als ‘regelneef’, ‘vrije jongen’ en ‘doemdenken’ zijn als gewoon gebruikte standaardtaal in Van Dale opgenomen. Bij De Bies volgende boek, de bundeling van Goos Verhoefs Boekencorner, weet ik zeker dat de lezer regelmatig in de lach zal schieten. Voor deze stukjes las De Bie ongeveer vijftig
‘drievijfennegentig-boekjes’ met groeiende bewondering voor het geheide vakmanschap van de auteurs. Dit nieuwe boek wordt dus een verzameling ‘lektuurkritieken’, waar met het dédain ten aanzien van het genre wordt afgerekend. Waarom zo'n negatieve benadering deze boekjes vraagt De Bie zich af: ‘De deal is zo open en duidelijk; er is geen sprake van misleiding. En je krijgt echt waar voor je geld, er ligt soms een gigantische research aan ten grondslag.’ Vakkundig en smakelijk dus, criteria die ook bij een andere geïnterviewde in De Held hoog aangeschreven staan. En dat is de literatuurwetenschapper en sinds kort auteur en criticus Ton Anbeek. Peter Elberse en Joost Zwagerman spraken met hem over inmiddels drie beroepen. De hoogleraar-schrijver werd aangezocht door Elsevier om twee keer per maand een boek te bespreken. Het aanbod kwam hem eigenlijk een beetje te vroeg, maar het leek hem te leuk om af te slaan. Nu hebben ze in Leiden dus toch een criticus in de traditie van Gomperts. Natuurlijk gaan de interviewers terug op het straatrumoerstuk van Anbeek in De Gids van zes jaar terug. Inmiddels is het tij ten gunste gekeerd in de Nederlandse literatuur, vindt Anbeek: De aanslag, Het verdriet van België en de boeken van Van der Heijden stemmen hem optimistisch. Gelukkig maar, want aan een zwartkijker hebben ze bij Elsevier natuurlijk ook niks. Anbeeks voorkeur gaat nog steeds uit naar Amerikaanse romans, naar minder Literatuur met de grote L en naar meer leesgenot. Ook in de wetenschap ligt de Angelsaksische traditie hem aan 't hart, wat hem bij zijn laatste wetenschappelijke publikatie Na de oorlog het predikaat ‘het is niet geleerd genoeg’ van de academici opleverde en het oordeel ‘het is een beetje te geleerd’ van degenen die hij juist had willen bereiken. Nu werkt hij aan een groot literair-historisch boek over de periode 1885-1985, dus tot net voor zijn eigen debuut en daarna komt er vast weer een roman, verzekert hij de interviewers.
EVA COSSEE