Heropvoeding
Benders analyse begint met een beschrijving van de gevangenissen in het begin van de achttiende eeuw. Ze vervulden toen een geheel andere functie dan nu. Het waren geen strafinstellingen maar plaatsen waarin arrestanten in afwachting van hun proces werden opgesloten en waar schuldenaren - vaak met hun gezin - gegijzeld werden zolang ze niet aan hun verplichtingen konden voldoen. Afzonderlijke cellen waren er nauwelijks. In Newgate, de voornaamste Londense gevangenis, leefde iedereen, van verstokte misdadigers tot de kinderen van schuldenaars in dezelfde ruimte, wat een buitengewoon onderhoudend schouwspel moet zijn geweest: het bezichtigen van gevangenen was een geliefd tijdverdrijf van de hogere standen. In 1779 werd in het Engelse parlement echter een wet aangenomen die een ingrijpende hervorming van het gevangeniswezen aankondigde, de Penitentiary Act. Gevangenissen moesten instellingen worden waarin misdadigers straffen uitzaten en tegelijkertijd een proces van heropvoeding ondergingen. Gebouwen als Newgate waren daarvoor ongeschikt. Er dienden nieuwe gebouwen te komen met afzonderlijke cellen waarin de gevangenen door eenzame opsluiting en een streng regime zich zedelijk konden ontwikkelen om nuttige leden van de maatschappij te worden.
Plaat 8 uit William Hogarths serie ‘A Rake's Progress’, 1735. Wanneer de gevangenen door hun eenzame opsluiting gek zijn geworden, worden ze naar een gemeenschappelijke betraliede ruimte overgeplaatst. Dit schouwspel wordt door twee verfijnde dames geamuseerd gadegeslagen
Voordat moderne gevangenissen hun architecturale vorm kregen, bestonden zij slechts als idee. Dit heeft alleen post kunnen vatten door de ontwikkeling van een ideologie waar de nieuwe opvattingen over de functie die strafinrichtingen zouden moeten vervullen uit voortvloeiden. Volgens Bender is deze ontwikkeling in belangrijke mate bepaald door het werk van schilders als Hogarth, filosofen als Jeremy Bentham en Adam Smith en vooral door dat van schrijvers als Defoe en Fielding, de pioniers van de moderne realistische roman, een genre dat in de vijftig jaar die aan de aanvaarding van de Penitentiary Act voorafgingen vorm begon te krijgen.
De schrijvers van deze romans waren geen gevangenishervormers en hun werk bevat geen directe progaganda voor nieuwe vormen van strafinrichtingen. Maar impliciet leverden zij volgens Bender belangrijke bijdragen aan de ideologie die de nieuwe ideeën aanvaardbaar zouden maken. Zo toont Daniel Defoe in Robinson Crusoe hoe iemand door afzondering kan veranderen tot een moreel hoogstaand mens, althans volgens de standaarden van die dagen. De heldin van Moll Flanders belandt in Newgate, waar zij de zedelijke ontwikkeling ondergaat die gevangenishervormers van een verblijf in een strafinrichting nieuwe stijl verwachtten. Maar juist daardoor kon Defoe laten zien hoe weinig de omstandigheden in een traditionele gevangenis daarvoor geëigend waren.
Het was volgens Bender echter niet alleen de inhoud maar ook de vorm van de moderne realistische roman die het pad voorde Penitentiary Act effende. Bender wijst er terecht op dat het vertelmodel dat in dit genre gehanteerd wordt allerminst ‘natuurlijk’ of universeel is. Ook in de westerse samenleving is het pas in de achttiende eeuw ontstaan. Het kenmerkende van dit vertelmodel is een anonieme autoriteit die de handeling bepaalt en de romanfiguren een ontwikkeling laat doormaken die gebaseerd is op materiële omstandigheden en psychologische motieven. Dat was echter in principe hetzelfde model als dat waarop de nieuwe opvattingen over strafinrichtingen gebaseerd waren. In gevangenissen als Newgate waren misdadigers tijdelijk aan het maatschappelijk verkeer onttrokken, in afwachting van hun berechting, die slechts tot ballingschap, executie of vrijspraak kon leiden. In de gevangenissen nieuwe stijl beleefden zij een ontwikkeling, een verhaal, dat in het ideale geval tragisch begon en gelukkig eindigde, namelijk met een volledige zedelijke rehabilitatie. Dit ‘verhaal’ kon alleen volgens de vastgestelde lijnen verlopen wanneer de autoriteiten volledige controle over het leven van de gevangenen hadden. Eenzame opsluiting was daarvoor absoluut vereist. Niet om de gevangenen gelegenheid te geven over hun verleden na te denken - zoals Foucault meende - maar om oncontroleerbare sociale contacten te verhinderen. Om hun ‘verhaal’ tot een goed einde te brengen dienden de gevangenisautoriteiten met andere woorden hetzelfde gezag uit te oefenen over de misdadigers die aan hun zorg waren toevertrouwd als romanschrijvers over hun personages. En het was volgens Bender de opkomst van de moderne roman die het ‘geletterde publiek’ met deze vorm vertrouwd maakte.
John Bender