Ter zake
Diny Schouten
Boekhandel Athenaeum, tot nog toe (op een korte periode in Maastricht na) een exclusief Amsterdamse instelling, zal begin volgende zomer in Haarlem een filiaal openen. Het pand aan de Gedempte Oude Gracht is reeds gekocht, schuin tegenover boekhandel A. de Vries, die na de dood van Haarlems vermaardste boekhandelaarster Willa Reinke en nadat Boekhandel Coebergh zich beperkte tot het Bruna-assortiment nauwelijks meer concurrentie te vrezen had. ‘Eigenlijk was dat niet gezond, want we begonnen een wat eenzame positie te krijgen,’ vindt eigenaar Dolf de Vries. ‘Haarlem heeft, met een kapitaalkrachtig publiek, inderdaad ruimte voor twéé goeie boekhandels. Het zal ons stimuleren om alle zeilen bij te zetten. We kennen de mensen van Athenaeum overigens als zeer goede collega's.’ De Vries' antwoord is vrijwel woordelijk hetzelfde als dat van zijn ‘collega's’ aan de Amsterdamse Overtoom een paar maanden geleden, toen bekend werd dat Boekhandel De Vries schuin tegenover Brinkman's Boekhandel een Amsterdams filiaal ging vestigen. Die boekhandel (algemene boeken en studieboeken) ADV/Barendregt werd 11 december officieel geopend.
athenaeum
Schrijver Martin Hartkamp leverde stof voor een coverstory van het eerstdaags te verschijnen nummer van Het Oog in 't Zeil. Hartkamp schrijft daarin een open brief aan de chef van het Cultureel Supplement van NRC Handelsblad, mr. K.L. Poll. De aanleiding waarom Hartkamp Poll een paar - in extenso afgedrukte - brieven in herinnering brengt, is de negatieve bespreking van de door Hartkamp geannoteerde Verzamelde gedichten van Vestdijk uit 1972, waarvan Poll afgelopen oktober de tweede druk besprak. Polls hoon over ‘het slaafse, aangeleerde, vervangbare van alles wat Vestdijk schreef,’ vijftien jaar na dato, deed Hartkamp nu de brief afdrukken die hij in 1974 schreef aan de hoofdredactie van NRC Handelsblad. Hartkamp betreurde daarin dat ‘de behandeling van Nederlandstalige literatuur in het Cultureel Supplement een steeds eenzijdiger beeld gaat vertonen,’ met als een van de voorbeelden van wat niet besproken werd zijn eigen uitgave van Vestdijks Verzamelde gedichten. Het niet-plaatsen van zijn recensie met positieve strekking van Harry Mulisch' Oidipous, Oidipous, had Hartkamp toen al zijn medewerking aan NRC Handelsblad doen opzeggen. Hartkamp liet de hoofdredactie weten, zich zorgen te maken over het niet aan bod komen van meningen die niet overeenkomen met die van Poll, ‘een verschraling die betrekking heeft op de diversiteit en het gehalte van de literaire medewerkers. Specialisten in verschillende tijdvakken van de literatuurgeschiedenis en op het gebied van moeilijker toegankelijke literatuur zijn sinds de fusie van NRC en Algemeen Handelsblad verdrongen door medewerkers die weliswaar zeer leesbaar schrijven, maar niet zeer belezen zijn, hetgeen zowel hun stukken als hun oordeel dikwijls oppervlakkig maakt.’ ‘Zonder
te willen ontkennen dat ik mij gekwetst heb gevoeld over de behandeling die ik van de heer Poll heb ondervonden,’ schreef Hartkamp, ‘heb ik mij te zeer ingespannen voor uw krant om mij daar zonder meer bij neer te leggen.’ Hartkamp kreeg ook na herhaald aandringen geen antwoord van Poll, waardoor hij tot de conclusie komt dat diens bespreking ‘het vereffenen van een rekening’ moet zijn. ‘Je hebt je macht misbruikt,’ besluit Hartkamp zijn open brief aan ‘beste Poll’ in Het Oog in 't Zeil, ‘om een belangrijk werk op een onoorbare manier vanuit onoorbare motieven af te slachten.’ ‘Laat Freud het maar niet horen,’ reageert K.L. Poll op het vernemen van Hartkamps beschuldigingen: ‘Maar ik herinner me die correspondentie niet. Ik herinner me wel dat ik onenigheid met Hartkamp heb gekregen, maar ik zou niet meer weten wat de redenen daarvoor waren. Het was inderdaad verkeerd dat wij die Verzamelde gedichten nooit besproken hebben in de krant, daar heeft hij groot gelijk in. Dat de gedichten van Vestdijk me niet bevallen komt door die gedichten, niet doordat ik iets tegen Hartkamp heb. Die herdruk was een goede aanleiding om een omissie goed te maken Het probleem met Hartkamp is dat hij mij allerlei schandelijke motieven in de schoenen schuift waarom je dingen laat. Ik zie nog wel of het nodig is om erop te reageren.’
Het Vlaamse radio- en televisieblad Humo (oplage 250.000) heeft sinds kort twee heuse literatuurpagina's met korte besprekingen, en een veertiendaagse boekentop-tien van fictie- en non-fictietitels. Het is de bedoeling dat daarvoor ongeveer 35 Vlaamse boekhandels, inclusief die van Fnac, ieder hun vijf best verkochte titels insturen. Van de top-tien wordt een affiche geproduceerd, waarvan het de bedoeling is dat dat in de ongeveer 500 beste boekhandels komt te hangen. Dat het nog niet zo'n eenvoudig karwei is om een top-tien samen te stellen en dat boekhandels niet vanzelf die kaarten insturen bleek bij de derde keer dat de top-tien gepubliceerd werd: daaraan werkten slechts achttien boekhandels mee. ‘Dat is een beetje een kinderziekte,’ zegt hoofdredacteur Guy Mortier. ‘We zijn er nogal plotseling mee begonnen, direct voor de Antwerpse boekenbeurs, en we hebben in onze overmoed niet bedacht dat het nodig is om de boekhandels aan te porren. Maar als we nu niet doorbijten komt het er hier nooit van.’ Op de fictielijst prijkt veel van eigen bodem: Geeraerts' Romeinse suite al drie weken op nummer één, Marc Mijlemans' Mijl op zeven op nummer twee, Ward Ruyslincks Stille waters op vier en Willy Spillebeens Cortés of De Val op nummer negen. ‘De lijst is inderdaad erg Vlaams,’ vindt Mortier. ‘Het is daarom wel ons plan om aandacht aan buitenlandse bestsellerlijsten te besteden. Het zijn gewoon de boeken die verkocht worden, en net als op onze platentop-tien zijn daar veel verschrikkelijke dingen bij, maar dat vertellen we ook aan onze lezers. We hebben al heel wat boeken die nummer een of twee staan danig afgekraakt.’
Directeur Jan Biezen van de Leidse Stichting Dimensie, die zich bezighoudt met het uitgeven van een serie ‘Leidse opstellen’ over Nederlandse en klassieke literatuur, uit zich in het jongste nummer van zijn blad De republiek der Nederlandse letteren zeer gedesillusioneerd over het gilde der Nederlandse boekverkopers. ‘Wij deden een appèl op de culturele functie van de boekhandelaar - welke functie deze branche het recht geeft mee te praten in werkgroepen betreffende de Nederlandse letteren. Wij stellen vast dat in de praktijk hiervan niets terechtkomt en de meeste boekhandelaren dienen als doorgeefluik voor een marktautomatisme.’ ‘Het is meer lom-niveau wat je tegenkomt,’ licht Biezen toe. ‘Onze abonnees willen graag dat ons fonds aanwezig is in boekhandels, en toen we daarover contact opnamen met de boekverkopersbond werd ons zo'n beetje vaderlijk de les gelezen, dat we dan veel meer korting moesten geven. Aan 120 boekhandels hebben we toen aangeboden dat ze een eenmalige korting zouden krijgen op alle titels als ze ons fonds in voorraad namen. Daar reageerde niemand op. Het komt erop neer dat de meeste boekhandels geen enkel begrip hebben voor wat idealistische uitgeverijen als de onze doen. Het culturele belang dat ze zeggen te vertegenwoordigen is niet meer dan een façade. Natuurlijk zijn onze uitgaven slechts interessant voor hooguit één procent van hun klanten, maar ze doen niet eens moeite om dat ene procent te bereiken. Het krankzinnige is dat buitenlandse faculteitsboekhandels als die van de Nederlander De Jong in Bloemfontein. Zuid-Afrika, en Starkmann in Londen onderhand meer van ons fonds zijn gaan verkopen dan de Nederlandse boekhandels bij elkaar, de paar goede boekhandels die we met name hebben genoemd uitgezonderd.’