Ter zake
Diny Schouten
Uitgeverij A.W. Bruna claimde alvast de titel: De ontvoeringszaak Gerrit-Jan Heijn, hoewel dat nog niet hóéft te betekenen dat dat boek er ook werkelijk komt. Wel heeft de aangezochte auteur, GPD-journalist Weert Schenk, alvast zijn artikelen over de zaak-Heijn opgeslagen; maar het wachten is eerst op een goede afloop, vindt Bruna. ‘Bij een slechte afloop beraden we ons nog,’ zegt uitgever Brand Wolthoorn: ‘Er zullen ook wel andere uitgevers met plannen rondlopen, daarom claimden we alvast de meest eenvoudige en doeltreffendste titel. Als het boek er komt wordt het trouwens een heel ander boek dan dat van Telegraaf-journalist Peter R. de Vries over de Heineken-ontvoering. Schenks artikelen gaan over het slachtoffer, niet over de daders, en over algemene problemen als de bescherming die industriëlen voor zichzelf kunnen treffen, en over de fiscale aftrekbaarheid van losgelden.’
Uitgever Thomas Rap is in onderhandeling met NRC Handelsblad en uitgever Jan Geurt Gaarlandt over de oprichting van een nieuwe uitgeverij Thomas Rap BV. Dat wordt een ‘dochteronderneming’ van Gaarlandts uitgeverij Balans, waar een reeks NRC Handelsblad-Balans-boeken zal worden opgezet. Rap en Gaarlandt zullen de nieuwe uitgeverij elk voor de helft in eigendom nemen, met Rap als directeur-uitgever. Het wachten is nog op de formele instemming van de hoofdredactie en directie van NRC Handelsblad met de naam van de reeks. ‘Het worden beslist geen knipselboeken, maar een écht fonds van échte boeken. We denken aan een ruimere stofkeuze die moet voortkomen uit de NRC,’ zegt Gaarlandt, die zelf zijn Haagse Post-Balans-serie zal blijven beheren: ‘Die samenwerking is van een andere orde dan die met de NRC, daarin heeft de Haagse Post formeel geen zeggenschap.’
nrc handelsblad
‘Het lieve, onschuldige boek, dat de meeste boekhandelaaren niet hebben durven inkopen,’ zo prijst publiciteitsmedewerkster Jefke Kieboom hoopvol de nieuwste uitgave van uitgeverij Mondria in Hazerswoude aan. In het Mondria-fonds is véél te vinden over seks en erotiek: De sterke kant van het condoom, Stiekeme standjes, Seks boven de zestig, Toilethumor en Het groot schetenboek, maar die titels gaven niet zoveel aanstoot als Mondria's nieuwste uitgave Het kutjesboek, waarvan we moeten geloven dat het met de beste bedoelingen geschreven is: ‘Vrouwenlijven zijn niet langer een lustobject voorde heren; van jongs-af-aan worden Veetjes-bezitsters zich bewust van de mogelijkheden die haar met dat vrouwenlijf ten dienste staan.’ De vraag hoeveel boekhandelaars het boek niet hebben durven kopen, brengt mevrouw Kieboom allerminst in verlegenheid: ‘Van echte weigeringen is ons niets bekend, nee. Het verkoopt gelukkig heel goed, hoor. Alleen merkten we dat veel Nederlanders de titel niet durven uitspreken. Ze vragen naar het K-boekje, of het Veetjes-boek. Ik durf best te zeggen dat we de titel gekozen hebben in de hoop dat er reacties op zouden komen. Het is heus geen porno, maar een lief en onschuldig boekje.’ De grap van de rechter die een vrouw in de getuigenbank voorhoudt: ‘De verdachte zegt dat U niet alleen erg gewillig was, U vond het zó leuk dat U zijn geld niet eens wilde aannemen?’ is dus ook onschuldig? ‘Dat boekje heeft kantjes van voor elk wat wils, dus ik zeg dan: nou vooruit.’
Bij uitgeverij Manteau, vanouds gevestigd in Antwerpen en sinds kort ook in Amsterdam, verscheen de nieuwe roman van de met de Leo Krijnprijs 1986 onderscheiden schrijver van De zwarte bruidegom: Dirk van Babylon. Diens nieuwe boek Carthago herrezen ‘vertelt het verhaal van de slopende strijd van een enkeling tegen de aids-psychose en de vereenzaming, vervreemding en uitstoting die er het gevolg van kunnen zijn’. Dirk van Babylon, dat moet dezelfde zijn als degene die Jeroen Brouwers, nog in februari van dit jaar, per ingezonden brief liet weten zijn lier aan de wilgen te zullen hangen. Van Babylon verklaarde nooit meer te zullen schrijven nadat Brouwers in een tweedelige polemiek tegen zijn voormalige werkgeefster Angèle Manteau, de identiteit van haar protégé Van Babylon prijsgaf aan de lezers van de Haagse Post en Knack. Achter de tot dan toe met pruik, snor en zonnebril vermomde Van Babylon, verschool zich volgens Brouwers Peter van Breusegem, ‘een hoogst fatsoenlijke huisarts uit Ukkel, die zich kennelijk schaamt voor de minder conventionele strekking van zijn roman’. ‘Het is heel anders gegaan dan ik toen heb gedacht,’ zegt Van Breusegem nu. ‘Ik heb niet het schrijven opgegeven, maar wel de huisartsengeneeskunde. Dat was níét omdat ik na die onthulling van mijn naam als homofiele huisarts zoveel troep over me heen kreeg; mijn omgeving reageerde daar heel volwassen op. Ik heb mijn praktijk opgegeven omdat het me teveel werd: ik ben bezig met de oprichting van een stichting voor hulp aan aids-patienten. Ik wist dat ik met schrijven het zout niet op de aardappelen verdienen zou, maar door de polemiek met Brouwers is het er juist van gekomen dat ik beslist heb om wél met
schrijven door te gaan. Mijn leven was toen erg chaotisch, en dat is het nog, maar daarover gaan mijn boeken juist. Door mijn praktijk kwam ik in aanraking met seropositieven, en ik heb me hun machteloosheid erg aangetrokken omdat ze het leven leidden wat ik ook heb geleid. Dat ik door die ervaringen, en door de aanval van Brouwers over mijn nek ging, heb ik nu literair verwerkt in Carthago herrezen.’ Van Breusegems optreden als kardinaal tijdens de manifestatie ‘Leuven literair’, waarbij hij met overslaande stem riep ‘Ik wil geen homofiele huisarts zijn,’ wijt de schrijver nu aan zijn overspannenheid in die tijd: ‘De uitgeverij heeft dat op het omslag van De zwarte bruidegom gezet, omdat ze vonden dat dat verkoopbevorderend was, maar ik wil dat etiket niet. Die verkoopcijfers konden me toen niets schelen, nu ik van carrière veranderd ben is dat natuurlijk anders. Mijn nieuwe boek is veel commerciëler geschreven, het is geen bekentenisliteratuur en ook geen essay. Het is wat de Fransen noemen littérature vécue.’
Bij Het Parool komt sinds een aantal weken een nieuwe literaire criticus aan het woord die in zijn oordelen oorlogszuchtiger is dan zijn naam vermoeden zou. De eerste recensie van Felix de Vree probeerde een bres te slaan in de smetteloze reputatie van Remco Campert, de tweede prees Jan Siebelink het graf in, en het derde stuk heeft het gemunt op Jeroen Brouwers, ‘een letterkundige die keer op keer overgestructureerde, slecht leesbare romans en verhalen aflevert’. De recensent neemt zich om die reden voor om Brouwers' nieuwe boek Kroniek van een Karakter; deel 2: De oude Faust níet te bespreken op grond van literaire maatstaven, en beperkt zich tot een analyse van de verontrustend nauwe banden die Brouwers onderhoudt met zijn critici, inzonderheid Trouw-recensent Tom van Deel. ‘Van Deel blijkt van vrijwel ieder nieuw boek van Brouwers vóór publikatie al het manuscript te ontvangen, daarover met de auteur te corresponderen en vervolgens bijna letterlijk het commentaar van Brouwers te verwerken in zijn recensies.’ Volgt: een requisitoir van voorbeelden van Brouwers' behulpzame exegese bij Zonsopgangen boven zee, die Van Deel letterlijk overnam om zíjn lezers voor te lichten, voorbeelden die overigens al eerder, op gezag van Dirk van Oostveen, in Propria Cures hebben gestaan, wat een licht zou kunnen werpen op de betwijfelbare identiteit van ‘Felix de Vree’. Hoe verantwoord voelt Tom van Deel zich na deze beschuldigingen? ‘Mijn tegenvraag is: heeft die Felix de Vree Zonsopgangen boven zee wel gelezen?’ zegt Van Deel met enige tegenzin. ‘Ik schrijf niet over uit die brieven. Als ik dingen
opmerk, dan heb ik ze opgemerkt omdat ze evident in het boek staan. Achter mijn briefwisseling met Jeroen moet niks worden gezocht, alleen maar waardering en behoefte tot analyse, niet speciaal van een vriend, maar van een schrijver die je hoogacht.’