Klassieke erotica
Eén van de grote klassieken van 's werelds erotische literatuur is de dichtbundel Hermaphroditus, die in 1425 in Bologna verscheen. Schrijver ervan was Antonio Beccadelli (1394-1471), die naar zijn geboorteplaats Palermo op Sicilië ook wel Panormita genoemd wordt. De officiële geschiedschrijving heeft de bundel uiteraard meestal genegeerd, maar één van de beste neolatinisten van onze tijd, de Belgische hoogleraar Josef IJsewijn, noemde het werk in de Moderne Encyclopedie van de Wereldliteratuur in 1980 terecht ‘één... der bekendste humanistische Latijnse dichtbundels’. In 1824 verscheen de eerste wetenschappelijke uitgave van het werk, evenals de gedichten zelf in het Latijn geschreven, van de hand van Friedrich Carl Forberg, bibliothecaris van hertog Ernst I van Coburg. In zijn wonderlijk verlicht Voorwoord stelt Forberg zich ten doel ‘zonder enige preutsheid... open en begrijpelijk de meer ongebruikelijke soorten wellustigheid en geslachtelijke dingen in het algemeen te behandelen, omdat ik gemerkt heb, dat obsceniteiten door de commentatoren en de lexicografen bijna steeds helemaal overgeslagen worden of op zo'n manier verklaard, dat de weetgierigheid van de lezer die de zaak tot de bodem toe wil uitzoeken, onbevredigd blijft.’ Het Duitse rationalisme in zijn beste vorm!
Ik geef hier de Duitse vertaling weer van de editie van Forberg, die verscheen in 1908 en die nu mooi (nl. in een cassette) herdrukt is in - mirabile dictu - de DDR, uiteraard met een (slechts licht-)marxistisch nawoord: Antonio Panormita, Hermaphroditus mit Apophoreta von Friedrich Carl Forberg. Kommentiert von Wolfram Körner und Steffen Dietsch; Uitgever: Müller & Kiepenheuer, Hanau (DDR, 451 p., f 102,20.
Tot diep in de jaren zeventig van deze eeuw waren die zg. Apophoreta, de ‘Toespijzen’, die Forberg aan zijn Latijnse tekst had toegevoegd, onmisbaar voor de latinist (en de niet-latinist, vandaar die Duitse vertaling!) die iets wilde weten over het Latijnse erotisch taalgebruik, niet alleen bij de humanisten, maar ook in de oudheid zelf. Bovendien was aan de Duitse vertaling ook nog een ‘sexual-wissenschaftlicher Kommentar’ toegevoegd, van de hand van Dr. Alfred Kind, die de parallellen van Forberg nog eens bespreekt vanuit het standpunt van de seksuoloog uit het begin van deze eeuw. Daardoor heeft dit razend interessante boek een merkwaardig aantal lagen gekregen. Panoramita raakt wel vaak enigszins uit het oog!
Het is zonneklaar dat die, zoals het een renaissancist past, varieerde op teksten van de Latijnse erotische dichters, vooral Catullus, Ovidius, Juvenalis, Martialis en de zogenaamde Carmina Priapea. Zijn gedichten zijn vaak heel amusant, zeker voor wie enige kennis heeft van de zojuist genoemde voorbeelden. De bundel is verdeeld in een stuk dat zogenaamd is geschreven voor mannen, en één dat zich richt tot vrouwen (vandaar de titel), maar dat onderscheid is in de praktijk niet erg consequent doorgevoerd. De meeste gedichten zijn satirisch: merkwaardige seksuele varianten en voorkeuren komen aan de orde, om er geamuseerd over te glimlachen. Eén aardig voorbeeldje van creatieve variatie, dat Forberg, ondanks zijn grote kennis, niet heeft onderkend. Het gedicht 3.26 van Martialis somt op hoe de egoïst Candidus allerlei zaken lekker alleen voor zichzelf heeft: Al wat ik hier vermeld heb je alleen,/ maar niet je vrouw, want die heeft iedereen! Bij Beccadelli (1.14) wordt een zekere Lentulus vrijwel net zo toegesproken: Op één ding na heb je alles alleen./ Ik doel op je kont, die heb je niet alleen,/ nicht van een Lentulus, want die heeft iedereen!
WH