Humeuren & temperamenten
Zenuwachtigheid
Gerrit Komrij
P. Hermanides
Het meest gelukzalig zijn de momenten waarop je je er niet bewust van bent dat je er zenuwen op nahoudt. Die momenten zijn schaars. Je kunt ze hebben tijdens je werk, in een dronken bui of in de liefde, maar meestal heb je ze niet. Zelfs als je voor de buitenwereld lijkt op te gaan in een boek, of desnoods in de beschouwing van het zonlicht dat de dauw kust op het eikeloof, voel je nog steeds ergens aan de verste rand van je innerlijk het gevoel knagen dat je iets anders zou moeten doen, dat een ik-weet-niet-wat je roept of wenkt, dat er gevaar dreigt.
Ik benijd de kalme zwoegers die zich door geen tegenslag laten storen. In mij kan het kleinste vliegje al een storm van onrust ontketenen. Ik heb er een dagtaak aan al mijn tics in bedwang te houden en mijn zenuwen te bezweren. Wat overblijft is de slaap, en die is ook al niet vrij van zorgen. Zorgen om wat niet is en wat ook nooit komen zal, kortom, een haast eeuwige nervositeit.
Er zijn traditionele vormen van zenuwen. Je staat vlak voor een belangrijke beslissing. Je moet een kunstje vertonen voor een vreemd publiek. Je moet een proef van bekwaamheid afleggen. Je wordt geconfronteerd met een onredelijk persoon. Je moet je vervoegen aan een loket. Je staat op het punt een dreigend uitziende enveloppe te openen. Aan die vormen lijd ik allemaal. Maar het zijn niet zozeer die toppen van zenuwen of die gierende nervositeit die me kwellen - die deel je tenslotte, net als een staatsburgerschap of verkoudheid, met zoveel anderen - het is die zeurende, je nooit eens loslatende, die gisteren, nu en straks en immermeer voortdrenzende onrust die maakt dat je je niet één periode van enige duur kunt overgeven aan iets aangenaams of interessants. Elke sensatie ondervindt tegenwerking, elke schijnbare kalmte gaat met trillingen gepaard. Het is of je bij al je vijf zintuigen een stoorzender als zesde zintuig hebt. Of er een zingende zaag meejengelt in al je harmonieën.
Tijdverslindend en erger wordt het wanneer de gewaarwording van je zenuwen een doel op zichzelf wordt. Je zit dan in de zenuwen over je zeurende zenuwen. Al je andere gewaarwordingen vervagen. Je zou niets meer kunnen aanwijzen wat de directe, uitwendige bron van je nervositeit vormt: je onrust komt alleen maar voort uit dat niet af te schudden gevoel van onrust. Je probeert je secundaire zenuwachtigheid opnieuw onder één noemer te brengen met de primaire, maar het lukt niet. Ze lonken naar elkaar, vechten onderling, omcirkelen elkaar en laten jou achter als één bundel overspannenheid. Je ontwerpt systemen om je tics een onopvallend aanzien te geven, maar het enige gevolg is dat er pendant-tics ontstaan die weliswaar de regelmaat, maar niet de onopvallendheid vergroten.
Soms, heel soms neemt iets anders je zó in beslag dat je die cirkelgang voor een ogenblik vergeet. Dat duurt zo kort dat je pas achteraf beseft dat je héél even gelukkig was. Je was niet eens in staat er op het moment zelf van te genieten. Je probeert het te herbeleven, maar daarvoor moet je je zenuwen, om ze te onderwerpen, zo streng toespreken dat ze machtiger dan ooit in opstand komen en weer aan hun onderlinge vuistgevecht beginnen.
Er is verder nog maar één ding dat je uit die marteling weet te verlosen. Dat is oververmoeidheid. De opgejaagdheid zorgt er zelf voor dat de opgejaagde bekaf wordt en vervolgens de opgejaagdheid in hem lamlegt. Het is een verlossing zonder waarde. De stoppen zijn doorgebrand, de produktiviteit ligt stil. Ook al het andere functioneert niet meer.