Vrij Nederland. Boekenbijlage 1987
(1987)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
Wilhelmina Vorstin tussen verleden en toekomst door J.G. Kikkert Uitgever: De Haan, 196 p., f 29,90Jan Meyers‘Een hachelijke zaak’, noemde A. Alberts zijn levensbeschrijving van Wilhelmina. Hij voltooide die vlak na haar overlijden, hoewel het leven van hooggeplaatsten zich dan vaak nog jaren aan de waarneming onttrekt. In hoeverre is een Wilhelmina-biografie vijfentwintig jaar later minder hachelijk? Wat de archieven betreft is de onderzoeker niet veel beter af: die zullen nog lang gesloten blijven. Een definitieve biografie is misschien pas in de tweede helft van de volgende eeuw mogelijk en ook dan zullen heel wat stukken niet geraadpleegd kunnen worden. In haar nadagen heeft Wilhelmina stapels aan de vernietiging prijsgegeven. Misschien heeft François 't Sant, specialist in rookgordijnen, hierbij ook een rol gespeeld. Volgens Kikkert hadden deze documenten betrekking op Willem III en prins Hendrik. We krijgen niet te horen hoe hij dat weet. Dit neemt niet weg dat er de afgelopen jaren toch heel wat informatie is bijgekomen. Een stoet van personen die de vorstin heeft gekend, heeft inmiddels zijn memoires het licht doen zien. Hier belieft Kikkert zich evenwel met reserve tegenover te stellen: de verhalen zijn hem vaak te zeer ‘in oranje prachtband’ vervat. De exploratie van Wilhelmina's leven, zo zegt hij, is ondanks de vele pogingen die daartoe zijn ondernomen nog altijd een ontdekkingsreis door een gebied met talloze witte plekken, een waar cliché. Wat kan een biograaf nu doen in zo'n situatie? Kikkert zoekt zijn heil bij de ‘oral history’. Tot zijn verrassing (waarom verbaasde hem dat eigenlijk?) vond hij vele getuigen bereid om te spreken; vijfentwintig worden er met name genoemd, een aantal - hoeveel zegt hij niet - wenste anoniem te blijven. Niet alleen voor de portrettist, ook voor de geportretteerde zijn de tijden veranderd. Men kan stellen dat zich met betrekking tot Wilhelmina een proces van ontmythologisering heeft voltrokken. In de eerste plaats als gevolg van het opschuiven der generaties; voor jongeren is zij nimmer de belichaming van hoop en glorie geweest die zij voor de oorlogsgeneratie was. Bovendien kan de moderne tijd doorgaans nog maar weninig begrip, laat staan bewondering opbrengen voor bepaalde kenmerken - als daar zijn militarisme, nationalisme, mysticisme, affiniteit met koloniale houwdegens als Van Heutsz en Colijn, zelfs niet voor de bontjassen (de typering van Wilhelmina in de titel van dit stuk is afkomstig van Adriaan Roland Holst), ook al zegt men Schulte Nordhold misschien gaarne na dat in al die jassen een ziel zat. Kikkert is kritisch. Waar bijvoorbeeld Henriëtte de Beaufort (maar haar ‘Wilhelmina’ is ook alweer meer dan twinig jaar oud) zich in eufemistische bochten wringt wanneer Hare Majesteit in een ongunstig daglicht dreigt te komen, is hij recht voor z'n raap, zij het nimmer onsympathiek. Soms geeft hij Wilhelmina zelfs te veel eer, bijvoorbeeld als hij op haar gezag aanneemt dat zij wel door had dat onze neutraliteit niets anders was dan ‘een valse gerustheid’ (haar eigen woorden in Eenzaam maar niet alleen). Dit ziet Alberts volgens mij terecht als hineininterpretieren. Haar aanbod in november 1939 om met Leopold van België te bemiddelen tussen de belligerenten bewijst wel dat zij er toen anders over dacht. | |
Wereldvreemd en wereldwijsSprekend over Wilhelmina's jeugd acht Kikkert ‘medelijden haast onvermijdelijk’. Ik denk dat dit niet tot de jonge jaren beperkt hoeft te blijven. Wereldvreemd opgevoed, desondanks soms verrassend wereldwijs, geïsoleerd levend in haar ‘kooi’, leidde ze aldus een getuige ‘een bizar leven’ - tweeëntachtig jaar eenzaamheid. Ze was zich wel bewust van de tijd waarin zij leefde, maar dit schijnt voor haar geen aanleiding te zijn geweest om zich af te vragen hoe ze zich daaraan zou moeten aanpassen. Professor Rogier noemde haar ‘de laatste monarch in wie, nog onaangerand door twijfel, de zekerheid van het droit divin der als zodanig geboren koningen leefde’. Dit mag zo zijn, maar zij werd gewoner naarmate de omstandigheden ongewoner waren. Zij was net als Churchill op haar best bij gevaar en calamiteiten. Wat zou Wilhelmina als historische persoonlijkheid zijn zonder WO II? Nooit was de fysieke afstand tussen vorstin en volk zo groot en nooit stonden ze elkaar zo na. Ook Kikkert wordt een beetje lyrisch: ‘In een bijna romantisch vertrouwen in het zegevieren der gerechtigheid, te midden van wanhoop, wankelmoedigheid en desertie, wees Wilhelmina de weg naar het licht gedurende de duistere jaren van ballingschap en bezetting.’ Soms is zijn schrijftrant wat merkwaardig. Als hij wil meedelen dat Willem III langer was dan zijn voorgangers, doet hij dat als volgt: ‘Willem was de grootste der Oranje-koningen als het om lichaamslengte ging’, iets dat naar indiscretie zweemt heet ‘tegen de grens van de discrete aan’, tijdens de watersnoodramp waren er ‘door water besprongen dorpen’, in WO I leefden er anti-Britse gevoelens ‘onder de heffe des volks’, even later is er sprake van een groeiende anti-Duitse gezindheid ‘onder de heffe des volks’. En nog iets: natuurlijk was het niet de prins van Wales die Wilhelmina weigerde te ontvangen (het idee alleen al!), maar de hertog van Windsor (gelukkig voor hem en z'n dulcinea wilde Hitler graag)... Dit zijn maar kleine vossen; voor mij bederven ze geenszins de wijngaard. Er wordt trouwens ruimschoots compensatie geboden in de vorm van smeuige evocaties van ontmoetingen tussen volk en majesteit bij Oranjefeesten. Een lekker leesboek! | |
GeruchtenEr is niets tegen om de ‘oral history’ tot uitgangspunt van een historisch onderzoek te nemen. Hoeveel geschiedenis is in aanleg niet oraal? Beoefening van ‘oral history’ kan de historicus in een soortgelijke positie brengen als een journalist die omwille van de informatie zijn bronnen moet afschermen. Ik acht dit volkomen legitiem. Maar in Kikkerts boek komen mij te veel uitspraken zonder bronvermelding voor. Is hij niet wat al te omzichtig? Hij noemt vijfentwintig informanten, waarlijk niet weinig, maar geen van hen vind ik terug in het notenapparaat. Moet ik nu concluderen dat al die niet verantwoorde citaten afkomstig zijn van de anonimi? Zo ja, wat was dan überhaupt de inbreng van de anderen? En dan, was het niet mogelijk om in voorkomende gevallen zonder de identiteit prijs te geven toch enigermate contouren aan te brengen? Bijvoorbeeld door aan te geven hoeveel getuigen een bepaalde bewering onderschrijven, wat hun relatie was tot de vorstin, hoe lang en hoe goed ze haar hebben gekend. Zonder iets van dit alles komen allerlei, op zichzelf vaak hoogst interessante mededelingen in de lucht te hangen. Een paar voorbeelden: Wilhelmina zat achter de voor de incrowd verrassende benoeming van Tjarda van Starkenborch Stachouwer tot gouverneur-generaal van Nederlands-Indië; ze was zijn vader dank verschuldigd voor het verhullen van schuinsmarcheerderij van haar gemaal. Ze sprong financieel bij toen de directeur van de Nederlandse Handel Maatschappij in de puree zal als gevolg van een ongelukkige transactie. Ze maakte misbruik van voorkennis inzake de op handen zijnde devaluatie van de gulden met medeweten van Colijn... Ik trek dit soort berichten niet in twijfel, maar voor de lezer die geen benul heeft van de herkomst komen ze niet boven de geruchtensfeer uit. Het is wel duidelijk dat er nog heel wat is waarvoor de opening van de archieven moet worden afgewacht. Voor de dan levenden zal Wilhelmina misschien even vaag zijn geworden als bijvoorbeeld koning Willem II voor de huidige generatie. ‘Panta rhei,’ zei Heraclitus. ■ |
|