Simon Vestdijk, een schrijversleven door Hans Visser Uitgever: Kwadraat, 625 p., f 74,50 (gebonden, f 95,-)
Rob Schouten
Vreemd, na het lezen van een dikke vijfhonderd pagina's tekst gevolgd door zo'n honderdvijfentwintig pagina's noten zit ik met een half kantje aantekeningen voor mijn neus. Heb ik Hans Vissers Simon Vestdijk, een schrijversleven soms in bed gelezen? Is het zo boeiend geschreven dat de lust tot kritiek mij eenvoudig verging of staat er zo weinig in dat een synopsis van vijftien regels niet voldoende bleek? Nee, integendeel, er ontstaat ontzettend veel in en het is niet boeiend geschreven.
Op voorhand was duidelijk dat Vissers werk op een moeizaam onthaal kon rekenen. Het gekrakeel rond deze biografie, de eerste over Vestdijk, de boycot van Vestdijks weduwe Mieke die geen materiaal wilde afstaan en het hele werk in de ban deed omdat de oorspronkelijke biografen, Visser en Anne Wadman, het haars inziens niet goed aanpakten, de ruzie tussen Visser en Wadman onderling later, het stemde allemaal weinig hoopvol. Voeg daar nog bij dat de overgebleven biograaf, Visser dus, van Vestdijk een pure hobby gemaakt leek te hebben, zonder hem al te zeer op literaire merites te willen (of kunnen) beoordelen of hem zelfs maar in het letterkundig klimaat van zijn tijd te willen plaatsen, en het fiasco kondigde zich al aan. Tóch is het boek er gekomen, tegen allerlei windrichtingen in en ik durf er mijn hand voor in het vuur te steken dat elke Vestdijk-liefhebber het nog leest ook. Visser, grootgrondbezitter van Vestdijks autobiografische restanten, heeft zijn kast met fiches, relicten en herinneringen uitgestort en er een biografie van vervaardigd. Ook ik heb die graag in mijn bezit want de schrijver Vestdijk boeit mij in hoge mate en dus interesseert mij ook min of meer wie en wat er achter die schrijver schuilging - zo eenvoudig gaat dat immers.
de jonge Vestdijk met zijn ouders en een tante
van links naar rechts J. van Nijlen, S. Vestdijk, J. Greshoff, zittend D.A.M. Binnendijk
vader en zoon Vestdijk, 1943
Vestdijk met Ans Koster
Vestdijk heeft op zeker moment in zijn bestaan gezegd dat hij eenzijdig voor het talent gekozen had. Dat talent was schrijven en zijn leven werd daarmee literatuur. Wat er buiten zijn literaire produktie voorviel interesseert ons voornamelijk vanwege die literatuur, niet zozeer vanwege dat leven zelf. Een biografie over iemand als Vestdijk zou er een over kunstenaarschap moeten zijn: hoe ontstaat uit zus of zo leven dit of dat artistiek produkt. Ik geloof niet dat een biografie er in de eerste plaats op uit moet zijn het werk zelf te verduidelijken en te verklaren; het moet er een interessante toevoeging aan zijn, iets dat ons een stapje dichter brengt bij het raadsel van de creatieve drang van de maker. Het is aldus een bijprodukt dat beter met andere biografieën vergeleken kan worden dan met het werk van het onderwerp zelve. Visser heeft er, in zijn immense en intense documentatiedrang, een sport van gemaakt om het literaire werk van Simon Vestdijk terug te voeren op de biografische achtergronden. Hij heeft brieven, aantekeningen, foto's en dergelijke verzameld die bij elkaar zoveel mogelijk de feiten en realia van Vestdijks leven representeren en zo lijkt hij Vestdijks werk ook op te vatten als een persoonlijke weergave en vervorming ván die werkelijkheid.
Dat voor de biograaf het werk zelf eventjes niet centraal staat valt te billijken, bios betekent tenslotte leven. Het grote bezwaar tegen Vissers aanpak is echter dat zijn bronnen voor een groot deel wél het literaire werk betreffen. Als geen ander in Nederland waarschijnlijk weet Visser precies wat voor reële ervaring aan deze of gene passage ten grondslag ligt, wie er precies voor wie model heeft gestaan, en wat bij Vestdijk de uiterlijke verschillen tussen realiteit en fictie waren. Zo kom ik er via deze biografie achter dat Vestdijk een schizofreen neefje had dat hem tot Fré Bolderhey heeft geïnspireerd en dat de gevangenisscènes uit Pastorale 1943 teruggaan op authentieke ervaringen van Vestdijk zelf in oorlogstijd. Ook weet ik nu hoe Else Böhler, toen ze Else Böhler nog niet was, heette en zelfs hoe ze eruitzag.