Winsor McCay: His life and art door John Canemaker Uitgever: Abbeville Press, New York, f 115,90 Distributie: European Book Service
Piet Schreuders
Little Nemo in Slumberland, 1910: gedroomde maar bestaanbare architectuur
Winsor McCay met zijn vrouw Maude Dufour, circa 1905
McCay's zoon Robert, naar wie Little Nemo was gemodelleerd (1906)
‘Hij deed zo verdomd veel dingen tegelijk. Soms zat hij de hele nacht tekeningen te maken, die hij dan aan mij gaf voor het toevoegen van de achtergronden. Vervolgens was hij dan een hele week niet in staat om er iets aan te doen, dan moest hij de stad uit om op te treden in een vaudeville-show. Hij kon nooit aan één stuk door aan dit soort projecten werken.’
Dat vertelt ex-assistent John Fitzsimmons over het ongeregelde werkschema van Winsor McCay. Zij werkten samen aan tekenfilms als Gertie the Dinosaur (1914) waarmee de basis werd gelegd voor de kunst van de animatiefilm. McCay, die zich in 1909 begon te interesseren voor de getekende film, raakte volledig in de ban van de artistieke mogelijkheden ervan. Zijn strips (Dreams of the Rarebit Fiend, Little Nemo in Slumberland) hebben al een ongewoon filmachtige kwaliteit omdat hij zijn figuren zodanig liet optreden binnen een kader alsof een camera de handeling registreert. Maar een realistische weergave van de werkelijkheid was niet genoeg: McCay was een meester van de vervorming, het van plaatje tot plaatje groter of kleiner laten worden van de personages, het in de grond weg laten zinken of laten kantelen van het decor. Geen wonder dat hij de getekende film onmiddellijk omarmde als middel bij uitstek voor het verwerkelijken van zijn visuele fantasieën.
Maar dat werk moest wel in zijn schaarse vrije tijd gebeuren, want tegen de tijd dat McCay het medium film ontdekte was hij aan handen en voeten gebonden aan een hoeveelheid dagelijks tekenwerk dat toch al bovenmenselijk was. In de periode 1904-1911 beleefde hij te New York zijn gloriedagen als striptekenaar. Hij werkte voor de New York Herald als cartoonist, begon er zijn eerste strips (1904), creeerde de langlopende stripserie Dreams of the Rarebit Fiend (1904-1911) en zijn beroemdste werk, Little Nemo in Slumberland (1905-1914). In dezelfde periode maakte hij ook de strips Little Sammy Sneeze, The Story of Hungry Henrietta, A Pilgrim's Progress en Poor Jake.
Het was goochelen met de tijd, vooral omdat McCay niet het type handige zakenman was die een eenvoudige stripfiguur ontwerpt die door hemzelf, een assistent of een machine in serie kan worden geproduceerd (Garfield van Jim Davis, om maar wat te noemen), maar een van tekenen bezeten mens die van iedere pagina een kunstwerk maakt. McCay's Nemo is een echt jongetje (hij was gemodelleerd naar McCay's zoon, Robert) wiens avonturen in Dromenland daarom zo indrukwekkend zijn omdat de architectuur van de achtergronden weliswaar bizar is, maar wel degelijk echt zou kunnen bestaan. Het doet denken aan het werk van de architectenfirma McKim, Mead & White, die in New York en andere grote steden nogal wat rijk geornamenteerde monumentale bouwwerken op hun naam hebben staan.
Het perspectivisch juist weergeven van de ingewikkeldste bouwwerken gezien vanuit de meest absurde standpunten was McCay's grootste kracht. Hij heeft eens geschreven: ‘Ik kan niet beter tekenen dan gemiddeld, maar door mijn kennis van het perspectief zien mijn tekeningen er pittig uit. Voor wie eenmaal de regels van het perspectief beheerst, gaat de rest vanzelf.’