Vrij Nederland. Boekenbijlage 1987
(1987)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| |
A cup of coffee with my interrogator door Ludvík Vaculík Uitgever: Readers International London, f 22,80 (paperback), f 36,70 (hardback)Kees MercksIn Nederland geniet de Tsjechische schrijver Vaculík enige bekendheid door de vertalingen van zijn romans De bijl en Guinese biggetjes. Ik zeg met nadruk enige, want een eclatant succes zijn deze meesterwerken bij ons nooit geworden: de uitgeversrestanten van beide eerste uitgaven verdwenen in de ramsj en alleen een ter gelegenheid van de Nijhoffprijs haastig vervaardigde en van een nawoord voorziene tweede druk van de tweede roman is nog in de boekhandel te koop. In eigen land - althans voor hen die weigeren keurig ‘genormaliseerd’ in de pas te lopen van een machthebber die het humane verleden uit het bewustzijn van zijn onderdanen probeert te wissen en die de gewilligen en onverschilligen beloont met de sociale veiligheid en economische welstand van het ‘reële socialisme’ - is Vaculík echter een begrip, een levende legende. Daar herinnert men hem zich als de romanschrijver die in De bijl op dichterlijke wijze de ontwaarding van het leven in de jaren vijftig waarschuwend aan de kaak heeft gesteld en die met zijn morele appèl de humane geest van de Praagse Lente mede heeft voorbereid. Tijdens de stroomversnelling in politiek en cultuur van die periode, die in het officiële jargon steevast naam- en gezichtsloos als ‘crisisjaren’ wordt betiteld, schreef hij het Manifest van 2000 woorden. Hierin hief hij opnieuw waarschuwend de vinger, en wel tegen die krachten die door radeloosheid en dadeloosheid niet langer in staat geacht konden worden de ingeslagen koers voort te zetten. Na de inval manifesteerde hij zich als onvermoeibaar organisator van de tot een ondergronds bestaan gedoemde literatuur en als bewaker en beschermer van de waarden van 1968. Hij spande zich in voor een Tsjechische samizdat die de continuïteit van de verboden schrijvers waarborgde en die via buitenlandse vertalingen nog steeds het gezicht van de totale Tsjechische literatuur bepaalt. Bovenaan dit verboden fonds (Edice Petlice-Padlock Edition) prijkte zijn roman Guinese biggetjes, een literaire gelijkenis over het onbeheersbare krachtenspel tussen machthebber en onderdaan dat het beest in ieder mens wakker schudt. Daarbij spaarde hij ook zichzelf niet en maakte hij op indringende wijze zijn faam waar als zedeloze zedenmeester van zijn tijd die niet schroomt om ook met zichzelf de spot te drijven. | |
ScandaleusGrote opschudding veroorzaakte hij toen hij de literaire realiteit verving door het reële wereldje van het ondergrondse literaire bedrijf en in een ware ‘chronique scandaleuse’ (Tsjechisch dromenboek) dit aan een hekelend waardenonderzoek onderwierp. Velen voelden zich hierdoor gegriefd, want met naam en toenaam werd de handel en wandel van ‘echte’ mensen haarfijn besproken. Menigeen vond dat Vaculík hier nu toch wel echt over de schreef was gegaan door als het ware het eigen nest te bevuilen en de eigen kliek te verraden. Anderen prezen gelukkig de artistieke kwaliteit van dit literaire unicum en toonden juist waardering voor dit zelfonderzoek binnen de eigen gelederen Dicht bij dit genre, zij het zonder scandaleus aspect, liggen de zogenaamde feuilletons, of chronicles, zoals ze in de onderhavige, in het Engels vertaalde bundel heten. Formeel gaat het hier om gelegenheidsliteratuur: een verjaardag of jubileum van een goede vriend, of een actuele, opmerkelijke of zorgwekkende gebeurtenis vormt steeds de aanleiding tot een diepere overpeinzing. Soms dragen deze literaire miniaturen het karakter van een essay, een bericht, maar meestal zijn ze eerder anekdotisch-vertellend, de ene keer doodernstig, een andere keer vrolijk spottend, maar nooit ontbreekt er dat lucide moment van inzicht, wijsheid en reflectie waar het allemaal om draait. Als een ware praktische filosoof-fenomenoloog bepaalt de schrijver zijn houding ten aanzien van de stand der zaken om zich heen. Daarbij is hij niet pathetisch, heroïsch of sentimenteel; zijn uitzonderlijke lot in de gespleten realiteit van het genormaliseerde Tsjechoslowakije ervaart hij als een ‘normaal’ gegeven, hij is niet verontwaardigd, hij beklaagt zich niet maar tracht vanuit zijn persoonlijk en moreel niet-gecorrumpeerde positie het leven van alledag, hoe onalledaags dat ook vaak schijnt, van zijn commentaar te voorzien en op zijn essentiële waarden te schatten. Het titelverhaal, dat zich vrij laat vertalen met ‘Bij de geheime politie op de koffie’ (als moderne variant van ‘Bij de groot-inquisiteur’) toont zo'n bizarre alledaagse onalledaagsheid. Vaculík doet erin verslag van zijn verhoor bij de politie naar aanleiding van zijn activiteiten voor Charta 77 en de verboden literatuur. Waar men echter een heftige confrontatie zou verwachten tussen ondervrager en ondervraagde, een kat-en-muisspel tussen machthebber en machteloze onderdaan, tussen beul en slachtoffer, waagt Vaculík het ironisch om zelfs enig begrip op te brengen voor de meelijwekkende positie van zijn tegenstander. Hij promoveert hem tot gelijkwaardige gesprekspartner en degradeert de inzet van het conflict tot een onbeduidende bijkomstigheid. Het naar aanleiding van dit actuele voorval geschreven ‘feuilleton’, oftewel zijn proces-verbaal en tegelijk als specimen van verboden literatuur een bewijsstuk dat tegen hem kan worden gebruikt, stuurt hij vervolgens met vriendelijke groet naar zijn groot-inquisiteur. Hij doet dat echter niet als triomfantelijke overwinnaar, die zojuist zijn opponent op elegante wijze heeft gevloerd (dan zou het valse heroïek zijn), maar om de mythe van de onaantastbare macht door te prikken en het absurde van de gegeven situatie bloot te leggen. | |
KerndilemmaEen ander ‘feuilleton’ is opgedragen aan de Tsjechische dissidente filosoof Karel Kosík (1926-2026) die vergeten was Vaculík met diens verjaardag te feliciteren. Van hem was een monumentaal geschrift, waaraan hij jaren van zijn leven had gespendeerd, door de politie in beslag genomen. Kosíks laconieke reactie op dit - in Vaculíks ogen - kolossale verlies was dat het maar eigenlijk beter was dat dit gebeurd was, omdat hij nu onverhoopt genoopt was zijn gedachten opnieuw te formuleren, hetgeen hem beter inzicht gaf in de behandelde materie. In dit stukje geeft Vaculík tevens het kerndilemma waarvoor hij zich geconfronteerd ziet als gewetensvolle Tsjech, en met hem alle gewetensvolle Tsjechen: enerzijds overal vraagtekens achter plaatsen, anderzijds ook iets zinvols ondernemen: ‘Als we niets doen, wat zal er dan gebeuren met onze morele - en humorele - inslag? Dat is de vraag - een gewone, alledaagse, ondramatische, noodlottige, Tsjechische vraag.’ Deze ‘feuilletons’, 23 in getal, dateren van rond 1977 tot op heden en zijn uitgekozen, vertaald en meestal van een kort, concreet inleidinkje voorzien door George (Jirí) Theiner, de onvermoeibare kracht achter Index on Censorship, het blad dat de censuur van waar ook ter wereld signaleert en aan de kaak stelt. Theiner is een tweetalige Tsjech met een Britse opvoeding die na 1968 zijn domicilie in Londen heeft gekozen. Het voorwoord van de bundel is geschreven door Václav Havel (Erasmusprijs), die van de hier geboden gelegenheid gebruik maakt Vaculík hogelijk te prijzen en hem de eer gunt uitvinder te zijn van het nieuwe, uit Tsjechische nood geboren genre van het ‘feuilleton’. Dat dit genre veel navolging kreeg in de ondergrondse Tsjechische literatuur bewijst de eerder in Engelse vertaling verschenen bundel The Writing on the Wall, bij Karz-Cohl Publ., Inc. (Princeton, New York, prijs hardcover f 118,35) waarop de ‘feuilletons’ van Vaculík een voortreffelijk vervolg vormen. Een verdiende hommage aan de geestelijke vader van dit genre. ■ |
|