Van meet af aan gelieerd aan de politiek
De autoriteit van de Franse intellectuelen
Les intellectuels en France De l'affaire Dreyfus à nos jours door Pascal Ory en Jean-François Sirinelli Uitgever: Armand Colin, 264 p., f 41,50
Eloge des intellectuels door Bernard-Henry Lévy Uitgever: Grasset, 168 p. Importeur Nilsson & Lamm, f 26,50
Mels de Jong
‘De intellectueel is, zoals iedereen weet, nogal een modern dier. Er zijn altijd kunstenaars geweest. Er zijn altijd schrijvers geweest. Maar er zijn niet altijd - en dat is het hele verschil - kunstenaars of schrijvers geweest die het natuurlijk en nuttig vonden om zonder enige opdracht uit hun discipline te stappen en op grond van een elders verworven autoriteit hun stem te mengen in de grote debatten van hun tijd.’ Aldus Bernard-Henri Lévy in zijn recent verschenen Eloge des intellectuels. Het is, naast een plaatsbepaling in de tijd, een aardige definiëring van het begrip intellectueel. De intellectueel als eigenwijze en bemoeizuchtige dilettant, die de gebeurtenissen in zijn omgeving hinderlijk volgt en voorziet van doorgaans scherp geformuleerde commentaren.
Hoewel het begrip al langer bestond, is de koppeling met de term ‘intellectueel’ pas tot stand gekomen ten tijde van de Dreyfus-zaak in Frankrijk. Naar het schijnt is het Clemenceau geweest die het woord voor het eerst heeft gebruikt, toen hij op 23 januari 1898 schreef: ‘Is het geen teken aan de wand, al die intellectuelen die uit alle windrichtingen komen en zich scharen achter één idee?’ Maar populair wordt het begrip pas als de schrijver Barrès zich heeft meester gemaakt van het woord. En dit laatste vrij letterlijk, want hij schijnt het te willen voorbehouden voor zijn eigen rechts-nationalistische richting. In 1914 verschijnt de eerste psychologische studie over de intellectueel, van de hand van Augustin Cartault, met daarin woorden die men ook nu nog wel herkent: ‘Als men de kwalificatie toepast op anderen, gebeurt dat soms met een zekere ironie; niettemin voelt men zich toch vernederd als zij ons onthouden wordt, en als men er niet al te openlijk mee te koop loopt, is dat enkel uit vrees van ijdelheid beticht te worden.’
Pascal Ory en Jeabn-François Sirinelli hebben in een gedegen boekwerk, Les intellectuels en France, de l'affaire Dreyfus à nos jours, getracht de rol te bepalen die de intellectuelen in Frankrijk hebben gespeeld tijdens de vaak tumultueuze historische ontwikkelingen van deze eeuw. Dat zij de Dreyfus-zaak als beginpunt hebben gekozen is niet verwonderlijk. Niet alleen ontstond het woord in deze periode, maar bovendien leidde de zaak tot een scheiding der geesten die waarschijnlijk pas door de Tweede Wereldoorlog ongedaan gemaakt kon worden. Alle ingrediënten vooreen welhaast exemplarische botsing tussen rechts en links waren dan ook wel aanwezig in deze spionagezaak waarin de joodse officier van de generale staf Dreyfus onschuldig werd veroordeeld en de hogere legerleiding alles in het werk stelde om de gemaakte fouten te verdoezelen en de ware toedracht geheim te houden. De eer van het leger en daarmee de geloofwaardigheid van de natie stonden hier lijnrecht tegenover de justitiële en vooral ook menselijke gerechtigheid. Het feit dat het bovendien om een joodse officier ging wiens naam gezuiverd diende te worden, droeg er in niet geringe mate toe bij om de sentimenten te vertroebelen. Monarchisten, nationalisten en klerikalen maakten gemene zaak met de vreemdelingenhaat, maar vonden een alert blok van republikeinse krachten tegenover zich met als belangrijkste woordvoerders Zola, Anatole France en ook Péguy, die zich trouwens later tot het andere kamp zou bekeren. De rechterzijde had als voornaamste spreekbuis de populaire en autoritaire Maurice Barrès en telde verder namen als Léon Daudet en Paul Valéry. In deze tijd ontstaat ook de monarchistische beweging l'Action française, die onder de bezielende leiding van de dichter Charles Maurras in de eerste decennia van de twintigste eeuw de rechtse krachten zal bundelen.
Bernard-Henry Lévy
abc
Jean-Paul Sartre
jacques robert
Raymond Aron
jacques robert
Zo werd de Dreyfus-zaak op de scheiding van twee eeuwen de toetssteen waaraan de Franse intellectuelen hun identiteit konden bepalen. Rechts en links hadden een duidelijk gezicht gekregen, en het zouden pas latere ontwikkelingen als het communisme en het fascisme zijn die door nieuwe nuanceringen opnieuw zorgden voor scherpe polariseringen binnen de kringen der intellectuelen.
Ory en Sirinelli volgen de gebeurtenissen op de voet, maar in hun wetenschappelijke ijver vergeten zij vaak zich al te zeer om de leesbaarheid van hun boek te bekommeren. Het lijkt er op of zij een opdracht hebben gekregen om niets, geen naam of feitje, over te slaan, maar dat het wel allemaal binnen de 250 pagina's moet blijven. Dit houdt al in dat men geen diepgaande analyse van de ideeën uit deze periode mag verwachten, maar eerder een tableau de la troupe van de intellectuelen en politici, soms zelfs verenigd in een persoon (dat schijnt te kunnen in Frankrijk), die gestalte hebben gegeven aan deze ideeën. Het resultaat is daarom een nuttig naslagwerk - ik zal er nog vaak in bladeren -, maar geen ‘leesboek’. Men is nu in staat om voortaan gemakkelijk na te zoeken wie waar en hoe stond.