Onevenwichtig
De tentoonstelling Een kind onder het hart in het Amsterdams Historisch Museum wordt begeleid door de uitgave van een boek onder dezelfde titel, dat gedeeltelijk dezelfde materie als Gélis behandelt. Zoals zo vaak met bundels het geval is, is het een buitengewoon onevenwichtig boek geworden, waarin de auteurs allen een geheel andere toon aanslaan. Het overzicht van de ontwikkelingen in de verloskunde van F. van der Waals is een heldere bewerking van bekende stof, de bioloog Naaktgeboren heeft een nogal gedachteloze compilatie van volksgeloof en gebruiken rond de zwangerschap geleverd die enige aanvullingen voor Nederland op Gélis bevat. De bijdrage van Dupuis over morele dilemma's rond de voortplantingstechnologie valt op door impressionistische documentatie. De lezer wordt met duizend vragen die hij zelf ook wel had kunnen bedenken het bos in gestuurd. Daar tussenin zitten dan twee juist zeer gedetailleerd verantwoorde hoofdstukken (500 noten bij 80 bladzijden tekst) van de historicus Noordam, die het waagt de geschiedenis van respectievelijk huwelijk en gezin benevens de seksualiteit in de laatste vier eeuwen te schetsen. Dat is een drieste onderneming, waarbij gemakzuchtige selectieve aandacht en vage generalisaties het meestal winnen van serieuze presentatie van gegevens, laat staan dat hij toekomt aan een verhelderende analyse.
Gelukkig is dit soort kritiek vooral van toepassing op de hoofdstukindeling en betiteling daarvan door Noordam. Hij kondigt aan dat hij achtereenvolgens het zakelijke gezin van 1570 tot 1780, het bewierookte gezin (1780-1890), het moderne, verzuilde (1890-1965) en ten slotte het verdrukte gezin (vanaf 1890) zal beschrijven. Hoewel de meeste gezinshistorici dit soort etiketten hanteren (het aanbieden van ezelsbruggetjes blijkt een onontkoombare aantrekkingskracht te hebben) is dit voornamelijk onzin, wat in de eerste plaats blijkt uit het door Noordam zelf aangedragen materiaal. Voor de seksualiteit hetzelfde verhaal. De titels van de hoofdstukken beloven achtereenvolgens: seksualiteit zonder problemen (1570-1780), seksualiteit als last (1780-1890), getemde seksualiteit (1890-1965) en zowaar sinds 1965: seksualiteit in vrijheid. Het doet genoegen iemand de zogeheten seksuele revolutie van de jaren zestig tot zo'n ondubbelzinnig succes te zien verklaren, maar het slaat natuurlijk nergens op. De problemen liggen ook in de oudste periode voor het opscheppen, in de negentiende eeuw was de seksualiteit zeker niet voor iedereen een last en dat we nu vrij zijn in ons seksuele leven zal ongeloofwaardig zijn voor de vele hulpverleners en therapeuten die hun brood verdienen aan de klemmende seksuele onvrijheid van zovelen. Het lijkt ook een teruggang naar de oude ‘van het donker naar het licht’-geschiedenis met de negentiende eeuw als dieptepunt van de verstikking van de seksualiteit, een opvatting die door bijvoorbeeld de publikatie van de eerste twee delen van The Bourgeois Experience van Peter Gay terrein leek te verliezen. In zijn tekst beperkt Noordam zich tot het zonder veel interpretatie weergeven van feiten, verhalen en incidenten, waarbij hij beter thuis blijkt te zijn in de zeventiende en achttiende eeuw dan in de tijd daarna, maar waarin hij een bewonderenswaardige (en zeer aangenaam leesbare) samenvatting geeft van wat uit een
vloed van bronnen bekend is. Het distilleren van een geschiedbeeld uit deze feiten moet nog even op zich laten wachten.
■
H.Q. Röling is docent historische opvoeding aan de Universiteit van Amsterdam.